vrijdag 6 juli 2012

Argentijnse Avonden - Van de Zwart Janstraat naar de pampa / Carolijn Visser


 

Carolijn Visser presenteerde haar nieuwe boek Argentijnse Avonden op 7 juni in boekhandel De Drvkkery in Middelburg. Zij werd geïnterviewd door PZC-journalist Jan van Damme. ‘Wat een fantastische plek, deze boekhandel, wat een zegen dat wij deze plek in Middelburg hebben’, aldus de ‘welkom thuis’ woorden van Jan voor de schrijfster die in Middelburg opgroeide.
Argentijnse Avonden is een familiekroniek die een groot deel van de 20ste eeuw omvat, de periode van 1937 tot 2006. Het is geen reisverhaal zoals we eerder van Carolijn Visser gewend waren. Ze verrast de lezer nu met literaire non-fictie: volgens haar een soort roman, met vaart geschreven, met hoogtepunten en dieptepunten waarin alles is samengebald. Een roman die gebaseerd is op feiten. Zo meeslepend, zo veel omvattend, fascinerend, triest, troostrijk en hoopgevend tegelijk. De soms laconieke schrijfstijl van Carolijn draagt bij aan een prettige leeservaring. Een samenvatting geven is niet eenvoudig , ik citeer vrij de tekst op het boekomslag:
De Hollandse consul Ida van Mastrigt bereidt zich in 2006 voor op het bezoek van koningin Beatrix, kroonprins Willem-Alexander en Máxima aan de Hollandse kolonie van Tres Arroyos, vijfhonderd kilometer ten zuiden van Buenos Aires. Zesenvijftig jaar geleden, als meisje van tien, belandde Ida hier met haar zusje Miep. Het ontbrak vader Rinus echter aan tijd om voor zijn dochters te zorgen, ze werden liefdevol opgevangen door christelijke nazaten van Hollandse en Friese landverhuizers. Ida trouwt met één van hen en wordt boerin. Vanaf haar 38ste vervult zij de functie van honorair consul.
Hieraan vooraf gaat een wonderlijk avontuur van haar vader. In het jaar 1937 besloot Rinus van Mastrigt naar Nederlands-Indië te fietsen om daar werk te zoeken. Hij trouwde in Batavia, en kort daarna werd Ida geboren. De oorlog sloeg het gezin uiteen. Na de jappenkampen zocht Rinus zijn geluk in booming Argentinië en liet zijn dochters nakomen.
Argentijnse Avonden is het verhaal van een vader en zijn twee dochters, emigranten in Argentinië, en hun gespannen verhouding - het verhaal van een gezin op drift, maar ook een ode aan generaties Nederlanders die een nieuw bestaan opbouwden in een onbekend land.
Naar aanleiding van de vraag naar het ontstaan van deze roman vertelde Carolijn in Middelburg over haar bezoek aan Argentinië in 2005 waar ze de Nederlandse gemeenschap in Tres Arroyos, een stoffig slaperig stadje op de pampa, bezocht. Hier ontmoette zij de honorair consul Ida van Mastrigt, het consulaat was eenvoudig een kantoortje aan huis. Altijd op zoek naar materiaal raakte Carolijn gefascineerd door de verhalen over de geschiedenis van het dorp, de familieverhalen van de immigranten. Ida van Mastrigt kreeg begrip voor haar zoektocht en overhandigde haar een grote tas vol brieven, schriften, notities, foto’s en paperassen van haar vader die vijf jaar eerder was overleden. Alsof ze al jaren had gewacht op iemand die er belangstelling voor had. Bij het lezen van de eerste brief, 's avonds in haar hotelkamer, wist Carolijn al dat dit haar 21ste boek zou worden. De roman is op de inhoud van deze tas gebaseerd alsmede op een koffer vol brieven die later in een fabriek van Ida’s vader gevonden is. De brieven bevatten veel details, ze brengen je dicht bij de gedachten en geschiedenis van de hoofdpersonen, bij de problemen waar ze tegenaan liepen. De familie van Mastrigt correspondeerde veelvuldig, elk snippertje papier werd ook nog eens bewaard, aldus Carolijn Visser.
In het eerste deel van de roman worden de wonderlijke avonturen van Rinus van Mastrigt beschreven. Hij is de zoon van een Rotterdamse kruidenier, leerde op de lts voor timmerman en volgde in de avonduren mts bouwkunde. Vanwege de crisistijd ziet hij geen toekomst in Nederland. Hij besluit om werk in de bouw te gaan zoeken in Nederlands-Indië. Omdat hij geen geld heeft om de boottocht te betalen (derdeklas naar Batavia kost ruim vijfhonderd gulden) besluit hij de reis op zijn oude stadsfiets te maken. Hij bindt zijn koffer achterop de bagagedrager en vertrekt in november, net voor in Europa de winter invalt. Alleen al dit gegeven zegt iets over zijn onwrikbare wil om ergens ‘voor te gaan’. Werken wil hij en werk vinden zal hij. Tot zijn zesentachtigste zal hij uiteindelijk blijven werken wanneer hij in Argentinië nog eigenhandig het dak van zijn fabriek repareert. Bij zijn vertrek uit Rotterdam neemt hij afscheid van zijn vriendin Ida, bij haar thuis eet hij nog vijftien boterhammen met beleg en drinkt hij twee glazen melk…
Tijdens zijn wonderbaarlijke reis post Rinus vanaf het begin uitvoerige brieven of haastig gekrabbelde verslagjes. ‘Houd allen moed. Het gaat me goed. Vandaag tot Keulen’. Die middag inspecteerde een Nederlandse douanier zijn fietslood – het bewijs dat de verplichte fietsbelasting was betaald, lezen we vervolgens. Na bizarre avonturen in Europa en Azië arriveert hij in Singapore waar hij door een levensgevaarlijke trombose in zijn bovenbeen in het ziekenhuis belandt. Ida, 23 jaar jong, nog nooit buiten Nederland geweest, wordt dringend gevraagd over te komen, ’Je kunt Rinus daar niet alleen laten sterven’. Ze zal een maand onderweg zijn, ze moet wel, zonder geld voor een eventuele terugreis en geen idee wat haar te wachten staat. Het loopt goed af, Rinus geneest. In Batavia gaat hij bouwprojecten begeleiden. In 1938 treden ze in het huwelijk, kort daarna wordt dochter Ida geboren, vervolgens Miep. De oorlog betekent het einde van hun gezinsleven. Het verblijf in de jappenkampen zal de toch al opvliegende Rinus voor zijn verdere leven tekenen. Wanneer hij na de oorlog op zoek gaat naar Ida vindt hij haar in een kamp waar ze als verpleegster werkt voor het Rode Kruis. Maar hij treft haar aan in een veldbed, in gezelschap van een Amerikaanse militair. Na de onmiddellijke scheiding 'neemt' hij de voogdij over de meisjes en stuurt hij Ida en Miep naar zijn ouders in Rotterdam. Hij volgt later maar kan in Nederland niet aarden. Rinus raakt geboeid door een artikel waarin het vijfjarenplan van de Argentijnse president Perón uiteen gezet wordt. Dit belooft volop werk voor bouwkundigen. Daar wilde Rinus heen! ‘Het moet een best land zijn,’ reageerde vriend Kees vanuit Borneo op het plan. ‘Alles vrij van de bon en je kan er zoveel cornedbeef eten als je wilt… Het wemelt er alleen van de moffen en de fascisten, maar daar kun je wel wat tegen innemen’.
Cor, de jongste broer van Rinus, (tot op de dag van vandaag nog steeds winkelier in de Zwart Janstraat) begreep dat Rinus niet in Nederland kon blijven. Hij zou later over dit vertrek en over de fietstocht naar Indië zeggen: ‘Rinus was een genie. Dat was eigenlijk het probleem. Hij kon alles, maar hier kon hij zijn ei niet kwijt. Nederland was gewoon te klein voor hem’.
In Argentinië vindt de buitengewoon technische Rinus werk in de betonbouw. Talent voor het vaderschap heeft hij absoluut niet: de relatie met zijn dochters is altijd gespannen en grenst zelfs aan mishandeling. De mooiste tijd beleven de meisjes in Tres Arroyos waar ze in het internaat van de Hollandse school mogen verblijven. Vooral meester Cees Slebos bracht rust in hun leven, ‘Voor ouders en leerlingen was het van begin af aan of meester Slebos een warme gloed verspreidde. Leren werd iets heerlijks. Moeilijke sommen bleken ineens oplosbaar… Alle kinderen hingen aan zijn lippen! En zingen dat hij kon. Eerst in het Nederlands, algauw ook in het Spaans’.  Slebos was als een vader voor de meisjes. Verder vonden ze ‘troost’ in de kracht van de gemeenschap, de hartelijke gezinnen en een kalender aan vaste gebeurtenissen en feesten.
In dit tweede deel van de roman komt de Argentijnse periode uitvoerig aan bod. Parallel aan de politieke verwikkelingen in dit land wordt het turbulente leven van Ida, Miep en Rinus beschreven. Ida trouwt, wordt boerin, brengt vier kinderen groot, wordt verlaten door haar man en vindt een nieuwe levenspartner. Het thema trouw en ontrouw is op allerlei niveaus verweven in de gecompliceerde familierelaties. De vrouw van Rinus verspeelde haar rechten al als moeder omdat haar reputatie aan scherven lag. Pas aan het eind van de roman komen Ida en Miep, en dus ook de lezer, iets meer over haar en over hun halfzusje Len te weten.
Carolijn Visser vertelde in Middelburg hoe bijzonder het was dat Ida van Mastrigt zeer recent aanwezig kon zijn bij de officiële boekpresentatie in Amsterdam. (Op de site van uitgeverij Augustus kunt u hier meer informatie over vinden). Volgens mij kan de roman gezien worden als een ontroerende ode aan een veerkrachtige vrouw: het is onvoorstelbaar wat Ida heeft meegemaakt. Maar ook de onmacht van andere vrouwen dwingt respect af en wordt integer beschreven.
Veel Nederlanders vertrokken naar Argentinië. Vanuit Argentinië is een omgekeerde emigratiestroom op gang gekomen. In Aalten is een Argentijns-Nederlandse gemeenschap ontstaan waar bij de Argentijnse barbecues verhalen verteld worden voor wellicht nieuwe familiekronieken. Velen beschikken over een dubbele nationaliteit en over twee paspoorten. ’Niks mis mee’, besluit Carolijn Visser de avond in Middelburg. ‘Je kunt beter twee vaderlanden hebben dan slechts één. Het is een rijkdom om twee plaatsen te hebben waar je van houdt’. Op de vraag van Jan van Damme waar Carolijn Visser oud zou willen worden, Estland, Amsterdam of Middelburg, bleef zij het antwoord schuldig. Maar, zei ze, wanneer ze nu in Middelburg arriveert en over de Stationsbrug de stad inloopt valt het haar op dat de fietsenwinkel van Piet Voskamp, die voorheen aan de Breeweg was gevestigd, nu direct aan de Blauwedijk de aandacht trekt.
Mijn slotopmerking is: het is een rijkdom om te kunnen reizen, het land van bestemming is niet het belangrijkste. Wèl het weten dat  je in Middelburg, om te beginnen, altijd een spiksplinternieuwe of tweedehands stadsfiets kunt kopen! Buen viaje. Goede reis!

Carolijn Visser op de pampa, foto boekomslag