woensdag 28 april 2010

Franca Treur: SLAZ-avond met een Zeeuwse Bellefleur

Dinsdagavond 27 april werd Franca Treur in de Zeeuwse Bibliotheek geïnterviewd door Rebecca van Wittene, dit op uitnodiging van de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland (SLAZ). Van deze avond volgt hier een impressie c.q. een verslag, niet volledig, zomaar om de sfeer weer te geven.
Middelburg: spannend voor de Zeeuwse schrijfster, het is toch anders dan een avondje ergens in Limburg. Een volle zaal en er zijn familieleden en allerlei bekenden aanwezig…
Haar roman ‘Dorsvloer vol confetti’ is gekozen tot het beste debuut van 2009 en inmiddels is de zestiende druk verschenen, een bestseller dus. Het deelnemen aan literaire avonden was voor Franca even wennen, zegt ze, het is zo anders dan thuis zitten schrijven want je moet à la minute leuk kunnen zijn. Er zijn trouwens nu al boekingen voor 2011. Een drukke periode achter de rug, gelukkig is ze weer begonnen met schrijven, het duurde lang voordat de concentratie terugkwam, zeg maar een half jaar vertraging. Met de druk om weer een mooi boek te schrijven valt het wel mee, zegt ze lachend en vol zelfvertrouwen!
Mocht Franca zelf een literaire recensie over haar debuut mogen schrijven dan zou er behalve aandacht voor het genre familieroman over een boerengezin ook aandacht zijn voor de literaire analyse, zij is van mening dat deze analyse weinig aan bod is gekomen. Inderdaad, over bv. de humor en de kracht van de dialogen is weinig gezegd evenals over de mentale kracht van Katalijne. Een goede uitzondering vormt de bespreking van Joost de Vries in de Groene Amsterdammer (2-12-09) waarin hij zegt: het meisje Katalijne is echt niet zielig, die komt er wel! ‘Treur legt het er niet dik op, maar alleen al het gegeven dat Katalijne zelf verhalen kan verzinnen, betekent dat ze verder kan kijken dan dat ene verhaal dat in de bijbel staat’.
Wanneer begon het schrijven? In een opstelschrift op de basisschool stond ooit in de kantlijn: ‘ga jij later boeken schrijven?’ Op de middelbare school met een groepje meegedaan aan een verhalenwedstrijd van Pechiney, over Reintje de Vos in Zeeland. Ze wonnen een reisje naar Parijs. Later een laptop gewonnen met een inzending bij de Faculteit der Letteren. Zij won in 2006 een NRC-essaywedstrijd met het thema ‘Macht en onmacht’. Haar essay met de titel “Maak iets van je leven! Maar wat?” werd alom gewaardeerd. Vervolgens werd ze benaderd door een uitgeverij. De stap naar de fictie werd gemaakt via een verhaal over tweede pinksterdag, de dag waarop een familie met de auto een rondje Walcheren doet, de ramen open, en onderweg naar de akkers, de gewassen en de ‘vuulte’ kijkt.
De verhalen in ‘Dorsvloer vol confetti’ gaan o.a. over de traditionele mannenwereld op de boerderij en in de kerk. Maar wanneer Katelijne verhalen vertelt hebben deze soms gevaarlijke kantjes en gaat het behoorlijk mis in de mannenwereld. Voorbeeld: het verhaal over de paardenbloemen t.o.v. het ongeluk in de gierkelder, het verhaal over de meisjes Davidse waar een gedwongen huwelijk uit voortkomt, het verhaal over het strooien van de confetti, op dat moment gaat het helaas weer mis op de werkvloer van de mannen en wel in de melkstal.
Franca geeft aan dat deze traditionele wereld niet goed kan/kon omgaan met creativiteit: kunst echter zoekt grenzen op en verkent de rafeltjes, literaire kunst kan troost bieden (getuige de vele positieve reacties van lezers), kunst kan ook hoop bieden, Katalijne geeft oma de hoop dat opa in de hemel is. In die zin kan kunst de rol van religie overnemen.
Waarom is het verhaal ‘onpersoonlijk’ geschreven, waarom is het de vader en de moeder? Het heeft met het thema van het verhaal te maken, op deze manier worden gezagsverhoudingen gespiegeld, denk dan aan de verhouding God – mensen, ouders – kinderen.
Is het boek autobiografisch? Nee en ja, zestig procent is fantasie maar veertig procent is gebaseerd op feiten. Franca heeft thuis het boerenleven meegemaakt en ook op het land meegeholpen, de voederbieten (de mangels) op rijtjes helpen leggen en gezien hoe het loof werd afgekapt. Al deze ervaringen zijn toch opgeslagen en in de verhalen verwerkt.
Wat is de functie van de dialectwoorden? Deze woorden zijn te mooi om te laten liggen, ze verdwijnen langzamerhand, kunnen zo behouden worden voor een jongere generatie. Lezers buiten Zeeland begrijpen ook wat met ‘schoeve koeien’ bedoeld wordt. Waarom is het literatuur? De roman roept een gevoel op zonder dat je dat gevoel uit moet leggen. Je kunt het boek ook als een verzameling losse verhalen lezen, het maakt niet uit. En: er zijn hier scholieren die 3 punten krijgen voor het boekverslag, het is maar dat u het weet.
Tijdens de hele avond wisselden humor en ernst elkaar steeds af.
Op de vraag of ze veel heeft moeten inhalen na haar jeugd geeft Franca aan dat dit wel meevalt. Films achteraf bekijken is lastig, literatuur heeft ze wel redelijk ingehaald. Tv kijken boeit echter nog steeds niet, ze is meer op ‘woorden’ gericht. Een voordeel van het bijbel lezen uit haar jeugd blijft zeker het gevoel voor taal en zinsritme. Eén van de meest gestelde vragen vanaf het begin: geloof je nog? Franca antwoordt hierop ontkennend: een alomvattende verklaring voor de wereld kan ik in/van mijn leven niet vinden en geven. Je moet gewoon doen wat goed voor je is. Zij illustreert dit met een mooi citaat van Aristoteles: geluk zit op de rug van de activiteit. Het geluk is de vervulling van de mogelijkheden die in de mens zelf liggen: zijn optimaal functioneren. Het persoonlijke geluk zijn voor haar o.a. die momenten dat het goed gaat met schrijven –‘als je in de flow zit’. Wie gelukkig is straalt dit ook uit naar anderen.
Een leuke vraag: komt er een Franca Treur-fietsroute? Ze is al wel benaderd door een blad maar nog nergens op ingegaan…
Natuurlijk werd er voorgelezen uit ‘Dorsvloer vol confetti’, ook las zij enkele columns voor uit de onlangs in de NRC verschenen rubriek: Franca schaduwt Jan P. Balkenende.
Gezien de reacties had het Zeeuwse publiek volgens mij wel al die columns willen horen, ja, wat inside informatie over JP is welkom! De columns kunnen nagelezen worden op haar website. Franca leest soms wel sneller voor dan het publiek kan volgen...
Aan het begin van de avond kregen de bezoekers een kaartje waar eventueel vragen voor Franca op genoteerd konden worden. Na de pauze (die lang duurde vanwege de goede verkoop en de lange rij voor het signeren) werd uit deze vragen een keuze gemaakt, een prima werkwijze. Het werd mede hierdoor een respectvol en ook wel ‘beschermend’ interview en ik ben Rebecca van Wittene hier dankbaar voor. De aandacht ging deze avond vooral uit naar het plezier van het schrijversschap en het thema van ‘geloven of niet geloven' kwam amper aan de orde, daar heeft Franca Treur inmiddels ook wel genoeg over uitgelegd. Lezers kunnen altijd persoonlijke reacties mailen naar Franca, zij vermeldde deze mogelijkheid hetgeen getuigt van haar openheid voor een blijvende dialoog. Het was een geslaagde SLAZ-avond met een stralende Franca op het podium. Onze Zeeuwse bellefleur, (deze term gebruikte Marjan Berk voor Franca in een column in de PZC, ik vind het een woord dat te mooi is om te laten liggen) is nog lang niet uitverteld. Zij staat nog maar aan het begin van een bloeiende literaire carrière. Toch zou het zomaar kunnen zijn dat we haar in de tijd van de appelpluk opnieuw in Zeeland zullen ontmoeten.



Groetjes uut m'n tuun!

Zie voor alle recensies en andere informatie de website van Franca Treur http://www.francatreur.nl/

zondag 25 april 2010

Marinus Boezem: de wind in de populieren

Zaterdag 24 april werd in Drvkkery ‘De Wind’ gepresenteerd, het 131e deeltje van de Slibreeks, de Zeeuwse serie literaire kleinoden. Het is een kunstenaarsboekje van Marinus Boezem. Deze Middelburgse kunstenaar, zichtbaar blij en vooral vereerd met het verzoek voor een deeltje in de Slibreeks, heeft voor de uitgave teruggegrepen op zijn werk van de zestiger jaren. Toen al verkende hij de grenzen van de kunst, onderzocht of er ook een andere context mogelijk was dan kunst op witte wanden. Door de idealen en het optimisme van de jaren ’60 werden visies op kunst op losse schroeven gezet. De beeldhouwkunst bestond tot deze tijd uit concrete, tastbare objecten uitgevoerd in steen, hout, brons, ijzer, aluminium of kunststof. Hij verzette zich tegen deze traditionele vorm en gaf de sculptuur een andere gedaante door gebruik te maken van het weer, vond zijn inspiratie o.a. in weerkaarten, plattegronden en daarbinnen weer de grillige dwarsverbanden, zocht een kunst die over het leven ging, die te vertellen was in het café, kunst die doorgegeven kon worden. Grenzen van de kunst werden overschreden door bij een tentoonstelling in het Stedelijk museum (1969) kussens en witte lakens uit de ramen te hangen, te laten wapperen in de wind. Hij plaatste elders tafeltjes met dunne witte tafelkleden die golfden ten gevolge van een luchtstroom veroorzaakt door een ventilator.
Een ander voorbeeld van deze conceptuele kunst waar de wind een rol in speelde: hij bestelde in 1969 een piloot die boven de haven van Amsterdam de naam Boezem in de lucht neerzette met condensatiestrepen. Zo werd het universum tot kunst verklaard, even gesigneerd, totdat de wind kwam en deze letters weer langzaam wegblies.
Ironie en relativering spelen een rol. Van dit project zijn drie foto’s ingestuurd voor de Biënnale in Parijs, het comité weigerde echter deze als beeldende kunst te zien, men vond het fotografie en de foto’s hingen daar later wel maar dan bij de toiletgroepen.
Het motto, het voornemen of de wensdroom, zegt Marinus Boezem, is: ‘Leeg zijn mijn handen’, met zo weinig mogelijk voorwerpen kunst maken en een andere context zoeken.
Zo heeft hij van de lucht zijn handelsmerk gemaakt en maakt hij de wind, die op zichzelf dan wel onzichtbaar is, zichtbaar in zijn vele projecten. In het bijzonder vormgegeven boekje ‘De Wind’ wordt dit ongrijpbare verschijnsel voelbaar, tastbaar, hoorbaar, zichtbaar, bespreekbaar gemaakt. Zelfs de keuze van het papier was belangrijk, criterium was dat het op de juiste wijze moest ritselen bij het bladeren. Verrassing: er is ook een geluidssculptuur in het boekje verwerkt! Waarom de tekst met informatie over de Slibreeks en over Marinus Boezem bij het openslaan ogenschijnlijk op zijn kop staat begrijp ik niet helemaal, Marinus Boezem zal wel zeggen: “Het is de wind, mijn kind, die heeft door de eeuwen heen wel meer concepten veranderd”.
Marinus Boezem raadt de aanwezigen van harte aan om naar zijn project De Groene Kathedraal in Zuidelijk Flevoland te gaan. Vanaf 1996 is deze Kathedraal, een unieke vorm van landschapskunst, opengesteld voor bezoekers en is te zien hoe hij de plattegrond van de kathedraal van Reims tweemaal op ware grootte heeft vormgegeven, eenmaal door aanplanting van 178 Italiaanse populieren (Populus nigra ‘Italica’) en eenmaal door de aanplanting van eiken- en beukenhagen. Ga daar, bij stil weer of zware storm, luisteren naar de wind en neem de tijd.
De Kathedraal symboliseert het menselijk verlangen om al het aardse achter te laten en het spirituele te zoeken. Het project is ook een metafoor voor het feit dat er pioniers zijn begonnen, elke beschaving begon ooit met het bouwen van een kathedraal, een gebedsruimte.
Vorig jaar om deze tijd was ik daar, samen met een heel goede kennis. Zij woont in de Flevopolder, verloor haar lieve man in 2005. Ze gaat vaak naar De Groene Kathedraal om daar rust en berusting te vinden en om op deze plek met haar man te praten omdat ze zijn aanwezigheid daar voelt. Het ritselen van de bladeren is troostgevend en de wind gaf ons ook iets terug: een zeldzaam mooi vogelnestje, het geluk lag even voor het oprapen!
Ik vertelde dit aan Marinus Boezem en hij reageerde verrast: hij verzamelt zelf ook allerlei vogelnestjes die in zijn tuin aan het Molenwater naar beneden komen vallen, ook hij is gefascineerd door de structuur, de variatie aan materialen en de dwarsverbanden in deze nestjes.
Wanneer deze schat van een vrouw weer in Middelburg komt zal ik haar meenemen naar een ander kunstwerk van Marinus Boezem: Het Podio del Mondo per l’Arte (1976) op het Damplein om daar op het wereldpodium van de kunst te praten over tegenwind, de kunst van het verder leven, haar schilderkunst en hoe de wind wellicht weer meezit.

De Groene Kathedraal

donderdag 22 april 2010

Hans Dorrestijn: over de Roodmus, de Wielewaal & Dideljo


In samenwerking met Staatsbosbeheer Midden-Zeeland organiseerde de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland (SLAZ) dinsdag 20 april een avond met Hans Dorrestijn, over de natuur, vogels en dergelijke…
Hans Dorrestijn (1940) is naast tekstschrijver en cabaretier ook een fervent vogelkijker en over zijn leven als vogelaar schreef hij Dorrestijns Vogelgids. Een heel aparte en leuke gids die in 2007 verscheen bij Nijgh & Van Ditmar. Deze gids vormde de leidraad voor een avond die menigeen niet snel zal vergeten en waar veel over te vertellen valt.
Dorrestijn licht toe waarom hij wel 9 voorwoorden nodig had om zijn enthousiasme voor het vogelkijken te verklaren. Eerst, de ommekeer in zijn leven: het bierglas ruimde het veld voor de verrekijker, de kastelein werd vervangen door de ornitholoog, het nachtbraken werd vroeg uit de veren, de kater werd vervangen door de Wintertaling en de Appelvink. In zijn prachtig vormgegeven vogelgids met mooie foto’s van de vogelcommunity Birdpix.nl bespreekt hij van Aalscholver tot Zijdestaart een zwerm aan vogels, dit alles vermengd met tragikomische autobiografische verhalen. Hij zegt hierover: literatuur gaat over mensen, vogelgidsen gaan over vogels en in deze gids ontmoeten ze elkaar, de gids vormt het snijpunt tussen vogel en mens. Want ik ben zelf een soort zangvogel. Met meer cd’s op mijn naam dan zelfs de nachtegaal. Dorrestijn vertelt aan een volle zaal hoe hij vroeger als kind al tijdens het vissen allerlei lepelaars en uiltjes zag. Later las hij Reve en Hermans en nog weer later kwam het besef dat er ook leuke verhalen te vertellen zijn, bv. over vogels. Zelf kocht hij ooit ‘Wat vliegt daar?’, dit was niet wat hij zocht.
Liefde voor vogels: De vogel is niet zomaar een gevederde vriend, maar hij is een heraut uit het paradijs. Nee, mooier nog: de vogel IS het geluk. Alleen al de staartmezen verzoenen de mens met heel zijn bestaan. Tevens zoekt Dorrestijn (en velen met hem) een verklaring: die prachtige zachte dwarsstreepjes in het staartje van het winterkoninkje! Met streepjes en stippeltjes is God trouwens altijd goed op dreef, vindt hij. De veren hebben buitengewoon smaakvolle patronen en de vraag God of geen God vind hij een absurde vraag, beide opties zijn namelijk even onvoorstelbaar. Maar bij het bespreken van de Keep wil Dorrestijn in zijn gids een iets speelsere, meer spirituele verklaring voor het leven op aarde, er moet volgens hem toch wel een Kunstenaar of een creatieve Geest aan het werk zijn geweest.. In de zaal noemt hij de Keep dan weer een vliegend godsbewijs, grappig, hij weet het ook al niet zeker.
In de gids geeft hij aan dat je het vogelen ook taalkundig kunt bekijken, dat spreekt mij wel aan, gewoon genieten van vogelnamen als Buidelmezen, Baardmannetjes, Distelvinkje, Barmsijsje, Duinpieper, Rode Wouw, Hazelhoen, Braamsluiper, Vuurgoudhaantje, Tjiftjaf, Lammergier, Laplanduil, Ralreiger. ‘Ik geloof dat ik de gids maak voor zulke verrukkelijke klanken als Nycticorax nycticorax (de Kwak)’ en noem maar op. De bijlage over de vogel in de literatuur en de aandacht voor bloemlezingen en dichtbundels vind ik bijzonder de moeite waard, hij vind het spijtig dat er bij de eindredactie veel gedichten niet geplaatst konden worden. Het publiek in de zaal kreeg deze avond wel De Fuut van Hans Warren te horen, dankzij de gastheer dhr. van Gilst.
In zijn boek beveelt Dorrestijn van harte aan om twee raadgevingen uit vogelgidsen in de wind te slaan, je hoeft geen geduld te hebben en het is klinkklare onzin om je stil en onopvallend te bewegen want dan kunnen vogels denken dat je wat in je schild voert en dan zorgen ze dat ze wegkomen! Zijn vogelvriend Rob Chrispijn overtuigde hem van het nut van een goede verrekijker, zo zag hij pas in 1990 voor het eerst het verschil tussen een Mus en een Heggenmus, had hij maar veel eerder…
Hij vertelt over de vele reizen met vogelverenigingen naar Polen, Bulgarije, Hongarije, Griekenland etc. maar het herkennen van vogels valt vaak niet mee. Tijdens de wandelingen loopt hij altijd achteraan en ziet hij de mooiste vogels niet of als laatste. Maar, zegt hij, vogelaars zijn aardige mensen, er is altijd wel iemand die zegt: ‘Ja Hans, dat vond ik vroeger ook altijd zo moeilijk!’ Na zo’n reis komt dan altijd de vraag: ‘wie schrijft het reisverslag?’, hij dus al na zijn eerste reis, zo begon het plezier in het schrijven over vogels en vogelaars. En, zegt hij deze avond op milde toon tegen het publiek, jullie weten veel meer van vogels af dan je op dit moment denkt.
In de verhalen is hij niet altijd zo mild, als een Lammergier klauwt hij sommige personages van hun voetstuk af en laat hij deze van grote hoogte vallen, als een kauw valt hij op sardonische wijze zijn indringers aan en herstelt zo de pikorde binnen zijn territorium. En wat de vogels betreft: het hoofdstuk over de Piepers scheurt hij uit de vogelboeken, zegt hij, die zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden en dat is heel irritant.
In werkelijkheid wordt hij tureluurs van de steltlopers want hoe hou je zeventig soorten uit elkaar, vogelgeluiden herkennen is ook bijna onbegonnen werk. Hoe kun je in hemelsnaam horen dat het een Braamsluiper is? (zoek maar op, p. 63). Met allerlei anekdotes en verhalen vol zelfspot boeit Dorrestein het publiek in hoge mate. Hij presenteert een diavoorstelling van zijn favoriete vogels en ook hier bij zowat elk vogeltje een verhaaltje. Hij is een echte kleurengek, de Wielewaal en Distelvink zijn favoriet. Bijna alle vogels zijn eigenlijk favoriet. De Roodmus is het helemaal: ‘dat rood is net Bengaals vuur wat om z’n kop hangt’. En het is de enige zangvogel met de Rolling Stones op het repertoire, pleased-to-meet-you, dat zingen Roodmussen heel duidelijk!
De avond werd besloten met, hoe kan het ook anders, de melodie hing al in de lucht, het gezamenlijk zingen van het lied van de Wielewaal, kom mee naar buiten allemaal, natuurlijk als canon. Na afloop hoor ik van vrienden dat de Cetti’s Zanger in Veere is gespot bij de boerderij waar mijn ouders vroeger woonden. Het stemt mij gelukkig dat een bijzonder vogeltje mijn vader eert met een mooi liedje, de acht pauwen van mijn broer maken daar namelijk nogal veel herrie. De Blauwborst is ook in die omgeving gezien, een paar sloten verder, dichtbij de vliedberg.
De natuur blijft Dorrestijn inspireren. In september komt er een nieuwe gids uit met allerlei natuurverhalen, wie weet komt hij volgend jaar weer naar Zeeland?
Na afloop vraag ik mij af welke negen mooie vogelmomenten ik kan noemen in mijn nawoord. Ondanks de prachtige Rizla-vogelgidsen uit mijn jeugd en de boeken van Jac. P. Thijsse ben ik nooit een echte vogelkenner geworden en vogelgeluiden vind ik ook al lastig. Ik ben wel onder de indruk van de kleuren, zelfs een Koolmeesje blijft elke keer mooi.
Prachtig vond ik de vele IJsvogels bij de Libanese grens, de Kolibries in Costa Rica, de Prachtrosella’s en witte Kwarteltjes in onze volière, (een kwartelkuikentje is echt helemaal te gek, zo groot als een hommel, zo weerloos klein!), de invasie deze winter van Kramsvogels in de tuin, de kleuren van de Groene Specht, Fazanten en Pauwen, zelfs de Eenden (de woerd) en de Blauwe Reiger vind ik soms mooi. Deze week op het dak van de schuur gezien hoe een Kauw minuten lang een Reiger aanviel, steeds een aanval op zijn poot, totdat dit de Reiger begon te vervelen. Ooit wel eens het geluid van een kikker gehoord wanneer die net in de bek van een Reiger zit, ooit wel eens het profiel in de lucht gezien van een Reiger met van die spartelende kikkerpoten in de snavel? Ook fascinerend hoor! Maar mijn meest favoriete vogel ooit, en jarenlang in de tuin, was: deze albino-merel die ik het Wim Hofman-vogeltje noemde. Deze vogel kan ik met woorden zo schilderen: zwart als inkt maar met dat wit heel mooi getekend. En dat rood van die appeltjes is net Vlissings vuurwerk, maar dan anders.
En kom, allemaal naar buiten, zoek het Dudeljo van de Wielewaal want het is al bijna zomer. Foto's : Wielewaal, Cetti's Zanger, Blauwborst, Roodmus, IJsvogel, Albino-Merel

maandag 19 april 2010

Zou dit de hemel kunnen zijn


jawel,
dit zou de hemel kunnen zijn
zo blauw
en vol van kleuren
zou dit de hemel kunnen zijn
zo bloesem teer
en vol van geuren?

zou de lente eeuwig duren?

welnee,
het is gewoon
de kersenboom
van onze buren.

zaterdag 10 april 2010

Waterdruppels?

'Zie ik dat nou goed, zit er een scheur in dat schilderij ?' hoor je bezoekers af en toe zeggen in de 'wandelgangen' van de Zeeuwse Bibliotheek. Of: ‘Hé, die ken ik, van die toren in Oostburg toch?'
De trap aflopend naar de tentoonstelling Binnendijks -Buitendijks, schilderijen van Johnny Beerens, zien we een variant van de afbeelding op de watertoren in Oostburg, één van de beroemdste monumentale werken van onze Zeeuwse kunstenaar. Zit er een scheur in? Nee. Zijn het waterdruppels? Ja, en een beetje nee.
In Oostburg zie je op het eerste gezicht een lek in de toren. Een moment later zie je dat de scheur niet echt is maar geschilderd. ‘Levensbron’ is de naam van dit kunstwerk, een werk dat je aan het denken zet. Je hoeft niet gelovig te zijn om je door de gedachte die achter het verhaal en de metafoor schuilgaat, te laten inspireren. De afbeelding kan ook uitgelegd worden als het wondteken van Christus en krijgt zo een universele betekenis. Eeuwenlang is dit teken afgebeeld in de schilderkunst en Johnny Beerens zegt hierover: ‘Het contact tussen mij en mijn motieven leidt vaak tot een indringende bewustwording van het bestaan. Dat is een zeer existentiële ervaring.’
Tot 13 juni hangt de variant of voorstudie van 'Levensbron' in de bibliotheek en omdat ik er elke werkdag meerdere keren langs loop blijft het mij ook aan het denken zetten. Met alle respect voor iedereen die wat dan ook gelooft, ik ben altijd blij wanneer sommige feestdagen weer achter de rug zijn. Goede vrijdag was voor mij vroeger één van de slechtste dagen van het jaar, de week ervoor al bijna een lijdensweg naar het verhaal toe dat onafwendbaar op school en thuis verteld of voorgelezen ging worden. Ik kon er niet goed tegen, het verhaal van het kruis, de spijkers, de dorens, de pijn, het bloed. Ik vond het zo erg en ik kon ook al niet tegen de afbeeldingen. Ook al waren die toen nog zwart-wit. Kathedralen en Gregoriaanse zang vind ik wel heel troostend, hoe kan dat nou?
Zo loop ik daar dan te denken en mezelf van alles af te vragen.
Zoveel vragen blijven onbeantwoord, zelfs de paus weet het niet altijd meer. Ons falen wordt verlicht door hoop, zegt hij op 2 april. Vond ik een heel mooie zin, dit terzijde. Over een belangrijke vraag zwijgt hij twee dagen later in alle talen. Wie weet nog waar we zijn?
De herinnering aan de sfeer van een ander beroemd schilderij komt boven. Zo onschuldig als de voorstelling lijkt, zo indringend is Snijden aan gras van Co Westerik. We zien een vers wondje, er druppelt nog net geen bloed uit maar dat kan elk moment gebeuren. Een universeel beeld van de kwetsbaarheid van de mens, we zijn teerder dan gras. Deze afbeelding werd ooit gebruikt om de wanden van treincoupé's op te vrolijken, dat hebben ze geweten bij de spoorwegen, het regende klachten!
Het is niet prettig om te zien hoe iemand zich lelijk in de vinger snijdt. Volgens psychologen kunnen sommige mensen letterlijk andermans pijn voelen, een stekende, fysieke pijn op de plaats waar de ander iets breekt of verwondt. Zo erg heb ik dat gelukkig niet. Ik kan eerlijk zeggen dat de verbeelding van dit thema in de kunst mij troost kan geven. De waterdruppels lessen mijn dorst een beetje en je bent niet de enige, iedereen snijdt zichzelf wel eens in de vingers.
Van schilderijen kun je trouwens ook echt dorst krijgen, geloof me maar! Het beroemde Veld van Hoop & Liefde in de Heineken-bierbrouwerij is daar een voorbeeld van. Twee jaar aan gewerkt, meer dan veertien meter korenaren, prachtig, ik krijg daar een helder, heerlijk gevoel bij. Johnny Beerens destijds wellicht ook, hij had wel iets met bierblikjes, kijk maar op een Silo van Heineken.
Pasen anno 2010 vind ik wel mooier dan die dagen uit mijn jeugd al kan het te felle geel van de forsythia mij herinneren aan schrammetjes van vroeger. Veel mooier en hoopvoller vind ik de zachte kleuren van de primula’s, de Zeeuwse bakkeruutjes, die overal in mijn tuin tussen het gras tevoorschijn komen. Morgen mooi weer, verder gaan met onkruid wieden, zaaien en plantjes verpotten, denk ik. Het kan best zijn dat ik overmorgen met een pleistertje om mijn vinger rondloop, dan heb ik misschien wat struiken met dorens gesnoeid of wat appeltjes geschild met het verleden, da’s alles.

zie ook:http://www.johnnybeerens.nl/

zondag 4 april 2010

Tulpen, voor jullie


Tulpen, voor jullie

voor jou
voor jullie
voor ieder
voor zullie

voor Johnny van de beren
die ons de schelpenpaadjes laat lopen door de schathemel van de aarde
onderweg onze dorst lest, waterdruppels vangt
voor Edwin van de bergen
die zijn horizon verlegt, zijn landschap verkent
op zoek naar het goud in de mijnen

voor het paaslam en het paaskonijn
pssst… haast je, rep je
scheer je weg
huppel het beeld uit
dartel de wei in
verschuil je in het veld van hoop en liefde
want
wij hebben hongerrr…
lamslende, schuimkuikens,
kwarteleitjes, chocokikkers
en heel veel beschilderde eieren, we lusten ze rauw

een bosje tulpen
voor Jan die wil weten wie de tenen van de reus knipt
voor Owen en Daimen die de lepeltjes van oma verstoppen in de bossen van de Manteling
voor wie wil zoeken
naar de schatten en de parels van de zwijnen
pas op voor de wolf hoor, hij heeft scherpe tanden
zorg dat je geen schrammen oploopt
elk jaar
rond deze tijd
zoveel spijkers, ruw hout en dorens

een bosje tulpen
voor Henk en zijn man van alle dingen
voor tante Nelle die het zoet van de koek en de appeltjes wil delen
voor mijn moeder die mijn naam niet meer weet
voor het meisje in het graan, de zanger in het riet

sta op, kom maar tevoorschijn
vul de mandjes met vlinders, veertjes en viooltjes
ga de lammetjes aaien
zo zacht
leven en lente
breek het brood
tik een eitje
strooi een heel klein beetje zout op de dooier

een bosje tulpen
voor zullie
voor wie ik liefheb
voor jou
voor jullie


foto's: Anke Nijsse, 2010