woensdag 21 september 2011

Kiek noe toch wat mooi! Schoonheid aan de Oosterschelde: ode aan de perkoenpaaltjes / Juliette Timmerman


Motto: “Bij de ware ontdekkingsreis gaat het niet om het verkennen van nieuw terrein, maar om het zien, met andere ogen.” (Marcel Proust)

In Schoonheid langs de Oosterschelde: ode aan de perkoenpaaltjes neemt fotografe Juliette Timmerman ons mee naar een uniek stukje verdwijnend Zeeuws erfgoed en "openbaar kunstbezit": de perkoenpaaltjes die al meer dan 250 jaar beeldbepalend zijn voor veel Zeeuwse dijken, die behoren bij de identiteit van de Provincie Zeeland, maar nu, in het kader van de dijkverbeteringswerken op Schouwen-Duiveland, voor 2015 als landschapselement grotendeels zullen verdwijnen. De paaltjes zijn karakteristieke elementen of monumentjes binnen het Nationaal Park Oosterschelde.
Perkoenpalen zijn ronde paaltjes van dennen- of eikenhout, gemaakt om dijkhellingen te beschermen. Ze dienden als golfbrekers en als afsluiting of steun van een vak van een dijkglooiing. Ze zijn 1,2 of 1,6 meter lang en 20 centimeter in doorsnede. Ze moeten onderscheiden worden van de alom bekende paalhoofden op bv. het strand van Walcheren. Deze 'monumenten' zijn door Pauline van Lynden in 2007 vastgelegd in Donkere palissaden, zij won hiermee in 2008 de Zeeuwse Boekenprijs.
In dit nieuwe prachtige boek, een lofdicht in bijna 200 beelden, toont Juliette ons sfeerfoto’s en close-ups van de verweerde perkoenpaaltjes en de kleine ecosystemen die op de palen te zien zijn. Door het oog van de camera laat zij zien hoe ze gefascineerd raakte door de diversiteit aan kleuren, erosievormen, mossen. De foto’s zijn een lust voor het oog: de ruwe schoonheid van de paaltjes zelf, de knoesten en jaarringen, de flora en fauna op de palen, maar ook de kleuren van een roestige spijker, een bierdopje en van echt beschilderde paaltjes. Over het fotograferen zelf zegt Juliette: "Iedereen kan het, je hoeft het alleen maar te zien! Ik zet mijn Canon Ixus compactcamera op macro stand, dat is alles".
Deze publicatie is echter veel meer dan een fotoboek. Verschillende deskundigen hebben vanuit hun eigen expertise een bijdrage geleverd over de Oosterscheldedijken en de perkoenpaaltjes. In haar inleiding verwoordt Juliette onder het kopje Kijkplezier hoe het begon: "Toen ik in 2005 thuis kwam met de eerste close-ups van de paalhoofdjes ontvouwde zich op het beeldscherm een schoonheid die mij met het blote oog nog nooit was opgevallen. Al gauw kwam me ter ore dat 'ze er allemaal aan zouden gaan' vanwege het vernieuwen van de dijkbekleding. Dit maakte iets in mij los: ik wilde deze kunstwerkjes van Moeder Natuur zoveel mogelijk vastleggen". ‘Verbeeldster’ Yvon Lievense verkent het begrip ku(n)stwerkjes verder: in deze context is een kunstwerk dat wat de mens bouwt om de natuur te ‘beteugelen’, maar ook dat waarin een kunstenaar als Juliette haar ziel blootlegt om te delen met de wereld: de wondere wereld van verbazing, de schoonheid die met microfotografie aan het licht wordt gebracht. Katinka Canters-Peters doet verslag van gesprekken met de mannen van de dijk: kantonnier Ben Schot en dijkwerker Kees Struijk. Waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt voor verschillende nieuwe dijkbekledingen wordt verteld door Silvester Vermunt, dit vanuit zijn betrokkenheid bij het Project Zeeweringen.
Bijzonder informatief zijn de bijdragen van Frans Beekman (historisch geograaf) en Rita de Ligt-van der Zee (programmaleider Natuur en Milieu Educatie IVN Consulentschap Zeeland). Frans Beekman, oud-leraar aardrijkskunde, houdt de lezer uitstekend bij de les met zijn geschiedenisvertelling. Hij gaat terug naar de tijd van de eerste dammen, kades, ringdijken en zeedijken op Schouwen-Duiveland en schetst de ‘bescherming’ die vanaf de stormvloeden in 1014 en 1134 tot nu toe voortdurend verbeterd wordt door andere materialen en technieken te gebruiken. Hout in zout water leek onverslijtbaar tot in het midden van de achttiende eeuw een paalworminvasie onder de waterlijn enorme schade toebracht. Vervolgens tastte de paalpissebed de middelste paalrijen laag op de steenglooiing aan en werd de heipaalkever onverdeeld heerser in de hoogste paalrijen. Tenslotte werd ook nog een zeer klein larfje borend in het eikenhout gevonden die het met kleine gaatjes ‘vermieterde’. Om deze rampen te voorkomen is er zelfs een poging gedaan perkoenpaaltjes van beton te maken. Dit werd geen succes, ze werden aangetast door betonrot: het ijzer van de wapening ging roesten (zie de grappige foto op p. 31). Opmerkelijk is dat de perkoenpaaltjes vrijwel niet in ‘de boeken’ zijn vermeld. Ze staan wel buiten in het landschap, ze zijn te zien op foto’s en ansichtkaarten en alom bekend bij de lokale bevolking. Waterbouwkundigen zagen de perkoenpaaltjes als dijkbekleding, er is nooit onderzoek naar de historie gedaan. Op een enkele bladzijde in het rapport Cultuurhistorie aan de Oosterscheldedijk (2008) worden de palenrijen getoond, maar ze zijn niet in de waardering van de dijkelementen opgenomen. Dankzij Frans Beekman (en zijn onderzoek in de Koninklijke Bibliotheek) weten we nu weer opnieuw dat ‘alles van waarde weerloos is’ en, historisch gezien, gekoesterd had moeten worden.
Rita de Ligt-van der Zee beschrijft het leven op en rond de perkoenpaaltjes, de kleine ecosystemen die in hun eenvoud zo onwaarschijnlijk mooi kunnen zijn. Ook over de paal zelf valt veel te vertellen, de verschillen tussen de houtsoorten den en eik, het proces van verweren, de jaarringen, de gepolijste vormen. De korstmossen zijn vanwege de vaak heldere kleuren de meest opvallende bewoners. Allerlei planten, dieren, korstmossen en wieren worden besproken. Zijn de foto’s al een lust voor het oog, de namen binnen flora- en faunawereld strelen de tong of zijn mooi om te horen. Wat te denken van groot dooiermos, oranje dooiermos (en hun vruchtlichamen), groene schotelkorst. Gewone zoutmelde, spiesmelde, strandbiet, zeekool, melkkruid. Blaaswier en knotswier. Fluweelmijt, zeealsem en paardenanemoon. Alikruik of krukel, Japanse oester en gewone schaalhoren. Daarnaast natuurlijk informatie over boorders en knagers: de paalpissebed, paalworm, havenpissebed en heipaalkever. Kijk nog eens naar de cover: een lieveheersbeestje, ofwel een kapoentje, op een perkoenpaaltje! Het Nederlandse woord perkoen of perkoenpaal wordt in het dialect van Schouwen-Duiveland vaak ‘kerpoenpaele’ of ‘perpoenpaele’ genoemd.
Geen enkel paaltje is hetzelfde, sommige paaltjes zijn echte monumentjes. De afbeelding van de medaillon met Moeder Maria (p. 92) hoort bij de foto van het crucifix van Jezus (p. 71) en is op het allerlaatste moment vastgelegd. Volgens Juliette een gedenkteken voor 'iemand die graag aan de dijk was'. Project Zeeweringen heeft dit monument aan de nabestaanden teruggegeven, een bijbehorende basaltsteen met inscriptie zal teruggeplaatst worden.
‘Is er toekomst voor de perkoenpaaltjes?’ was een vraag tijdens de boekpresentatie in Zierikzee, op vrijdag 16 september. Jawel, er is een oude zeedijk bij Ouwerkerk en er is een Plan Buitengebied. En het toeval wil dat Ria Geluk, de drijvende kracht achter de totstandkoming van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk, naar eigen zeggen, nog een stapel paaltjes in de schuur heeft liggen… Mijn voorstel zou zijn: verzamel wat er nog over is, blijf in gesprek met de dijkmannen en dijkgravinnen en ontwerp een Timmerman-dijkje. Een micro Regionaal Parkje waar Moeder Natuur haar gang mag gaan... mijn zegen heeft het!
Kiek, dat paeltje an de diek waekt nog’. De aanwezigheid van de palen leidde tot deze uitspraak in Burghsluis, waarmee de palen dus dienden als een soort meetinstrument voor de waterstand op elk moment in de Oosterschelde. Wij Zeeuwen mogen blij zijn dat Juliette Timmerman een wakend camera-oog op de perkoenpaaltjes heeft gericht, door haar prachtige foto’s zal dit Zeeuwse erfgoed zichtbaar blijven. Kiek noe toch wat mooi!

Verdere informatie:
video fragment en luister fragment op Omroep Zeeland. http://www.omroepzeeland.nl/nieuws/fotoboek-over-perkoenpaaltjes-oosterschelde
Bespreking door Jan van Damme (en Joeri Wisse) op Zeeland Geboekt, 19-09-2011
Over paalhoofden: Donkere palissaden, door Pauline van Lynden, 2007. Bekroond met de Zeeuwse Boekenprijs in 2008
Schoonheid langs de Oosterschelde: ode aan de perkoenpaaltjes is uitgegeven door Uitgeverij den Boer / de Ruiter, Vlissingen. Prijs: 19,90 euro
U kunt dit boek (en andere Zeeuwse boeken) kopen bij de boekhandel of direct bestellen via http://www.zeelandboeken.nl/index.php/mbhbooksheet?task=bookview&query=9789079875245


donderdag 15 september 2011

Ben Joppe : schilder van het onmogelijke

“Zo mooi, zo kleurrijk, zo afwisselend, hier worden wij gewoon blij van.” Zomaar een reactie van bezoekers tijdens de opening van de tentoonstelling Ben Joppe : schilder van het onmogelijke. Een verrassend veelzijdige tentoonstelling over de Zeeuwse kunstenaar Ben Joppe (1915-2007), een expositie die met veel plezier, liefde en toewijding is samengesteld door de Stichting Ben Joppe en de Zeeuwse Bibliotheek. Met deze eerste officiële overzichtstentoonstelling in Nederland ging een wens van Ben Joppe in vervulling: hij wilde zijn werk onder de mensen brengen. Wie er voor open staat kan nu t/m 22 oktober 2011 kennis maken met zijn werk en een antwoord vinden op vragen als: wat is de grondslag, welke ideeën liggen er achter, wat is de sfeer, de aard van het materiaal, hoe maakt hij de achtergrond zichtbaar en voelbaar, wat laat hij na, wat is de invloed van zijn langdurig verblijf in Japan, hoe betekenisvol is zijn werk?
De expositie omvat circa 25 schilderijen en 20 werken op papier. Interessant zijn ook de twaalf vitrines waarin allerlei persoonlijke documenten te zien zijn, waaronder brieven van Graham Greene en Karel Appel. Mooi is het traditioneel Japanse materialenkistje met inhoud, de barens, stempels in steen en hout waarmee hij zijn werken van een zelf ontworpen monogram voorzag. Ook te zien zijn basismaterialen voor de vervaardiging van sumi-e (sumi-e betekent letterlijk "zwarte inktschildering", het is een oude oosterse kunstvorm waarbij met weinig penseelstreken maximale expressie bereikt wordt). Verder notitieblokken, penseeltekeningen, paletmessen, inktstok & inktsteen, foto's. Zelfs een presse-papier met het logo van het Nederlandse paviljoen van de Wereldtentoonstelling in Osaka (1970).
Na deze expositie in Middelburg zal vanaf eind januari 2012 een vervolgtentoonstelling worden gehouden in de galerie van Steendrukkerij te Amsterdam.
Tijdens de opening op 3 september werd het gelijknamige boek Ben Joppe : schilder van het onmogelijke gepresenteerd en - ook al om blij mee te zijn - uitgedeeld aan alle bezoekers. Een mooi, kleurrijk en afwisselend retrospectief van het leven en werk van Ben Joppe. Het was de uitdrukkelijke wens van Ben Joppe dat historicus Marty Bax zijn leven en werk ooit zou beschrijven. Uit haar nawoord (p. 100) citeer ik: “Het is een bijzondere ervaring om te merken dat iemand zo lang, verborgen, zo vasthoudend is geweest in zijn zoektocht. Het typeert Ben ook wel, zoals ik hem nu, postuum, heb leren kennen: subtiel en intuïtief zijn weg vindend, sociaal actief maar gevoelsmatig zeer privé, buitengewoon eigenzinnig en trouw aan zijn opvattingen”.
Op basis van vele documenten schetst Marty Bax het buitengewoon avontuurlijke leven van Ben Joppe. Geboren in Zierikzee in 1915 en, als jongen al zoekend naar een creatief en uitdagend bestaan. Hij koos voor een studie bouwkunde maar na een jaar werd het letterkunde. Hij had belangstelling voor kunst en de werking van de menselijke psyche, las boeken van Sigmund Freud, Carl Jung en Alfred Adler. Na zijn diensttijd vertrok hij in 1940 als handelsman en reserve-officier naar Nederlands-Indië, waar hij in een Jappenkamp terecht kwam. Ben was “aldoor bezig weg te gaan” schreef hij ooit aan zijn broer Daan. Hij verbleef in Singapore, Maleisië, Osaka en Tokio en raakte gefascineerd door de inheemse kunst en het zenboeddhisme. In Japan, waar hij in 1954 arriveerde, maakte hij kennis met Shikõ Munakata, die een nieuwe expressionistische vorm van houtsnijkunst ontwikkelde, sosaku hanga geheten, en Suetso Yanagi, de voorman van de Mingei-beweging. Mingei stond voor pottenbakkerskunst volgens het motto ‘terugkeer naar de eenvoudige vormen van het dagelijks leven’. Ben haalde in 1957 de Nederlandse en Zeeuwse kranten door als eerste niet-Japanner voor zijn houtsnijkunst een ereprijs te krijgen van de Japanse Hanga-Association. Een Europees talent, dat in zijn artisticiteit meer Japans leek te zijn dan menig Japanner. Met dit talent werd zijn roem in Japan in 1957/1958 definitief gevestigd. Veel houtsnedes heeft hij niet gemaakt, hij koos uiteindelijk voor de monoprints : één enkele druk met verf op een kale plaat. In Japan ging Ben Joppe in zijn vrije tijd ook schilderen en tekenen, meestal met olieverf of pastel op papier. Opvallend is de techniek die hij ook gedurende de rest van zijn leven regelmatig zal gebruiken: het direct op doek werken met paletmes. Een techniek die geen correcties toelaat, behalve het aanbrengen van een nieuwe, direct opgebrachte verfstreek. Er ontstaan series met ritmische patronen in heldere kleuren, expressief van lijnvorming met invloeden van de Japanse kalligrafie maar ook van het werk van Piet Mondriaan (compositorisch en kleurgebruik). Eind 1958 keert Ben Joppe terug naar Nederland om vervolgens via Italië en Canada in de jaren ’70 weer in Japan terecht te komen. Voor het platenlabel Phonogram, dat in die tijd deel uitmaakte van het Philips concern, mocht Ben de nieuwe markten in het Verre Oosten helpen ontsluiten voor de muziek van klassieke orkesten, solomusici en popartiesten. In 1970 is hij als zakelijk directeur van het Nederlandse Paviljoen betrokken bij de Wereldtentoonstelling in Osaka. Vanaf 1971 tot 1991 volgt een Nederlandse periode, twintig jaar lang is hij persoonlijk secretaris van Bernard Haitink, destijd o.a. (vaste) dirigent van het Amsterdamse Concertgebouworkest. Tijdens deze periode kwam hij aan schilderen nauwelijks toe. Vanaf 1993 verbleef Ben Joppe afwisselend in Frankrijk en Zierikzee. Door de oprechte vriendschap met de kunstenaar Guido Pera, die hij als zijn geestelijke en artistieke erfgenaam beschouwde, kwam zijn schilderkunst volledig tot bloei. In Ben Joppe : schilder van het onmogelijke schetst Marty Bax uitvoerig hoe de invloeden van muziek steeds sterker worden. Mahler, Debussy, Bruckner, Sjostakovitsj. Maar ook werd hij geïnspireerd door de muziek van Joeri Egorov en Murray Perahia, gepassioneerde musici met individualistische interpretaties van klassieke muziek. Hij voelde verwantschap want klankkleur en kleurklank komen overeen, of je nu schildert met noten of met verf. Na een rijk en dynamisch leven keerde Ben Joppe in 1993 terug naar zijn geboortestad Zierikzee. Hij overleed in 2007 op 92-jarige leeftijd.

Schilder van het onmogelijke… “Wat een onmogelijke titel voor een tentoonstelling” verzucht een andere Zeeuwse kunstenaar tijdens de opening van de tentoonstelling. Verschil in opvatting is echter mogelijk. Schilderen is een onmogelijk vak, in die zin dat schilderen wat je ‘voor ogen hebt’ niet altijd mogelijk is. Dat geldt voor alle kunstvormen, ook voor het schrijverschap. Marty Bax laat in haar publicatie (p.71) zien wat Ben Joppe, die als schilder streng in de leer was, zelf bedoelt: hij vindt het niet eerlijk om een 2-dimensionaal oppervlak het uiterlijk (gefingeerd) van een 3-dimensionaliteit te geven. Hij wil bewijzen dat het anders kan: abstract. “Laat mij dan maar die peintre impossible zijn - ik vind dat best (goed) en ik zou het een eer vinden zo genoemd te worden’’, aldus Ben Joppe in een brief aan Guido Pera.
Tot slot: deze tentoonstelling maakt het mogelijk kennis te maken met een veelzijdig Zeeuws kunstenaar. Schilderijen die als een universum volledig op zichzelf staan, blij maken, omdat je ziet dat ze gedragen worden door innerlijke kracht, expressie en harmonie, muzikaliteit en stijl.
Zo mooi, zo kleurrijk, zo afwisselend. Ik werd aangenaam verrast, ook door het zomaar gekregen boek, een cadeautje!
Ben Joppe was altijd onderweg. Deze tentoonstelling heeft na Middelburg en Amsterdam genoeg "kracht" om ook op reis te gaan.

Zie ook: het Montefeltro online museum van Ben Joppe. Dit 3D museum bevat enkele van zijn kunstwerken en een foyer met achtergrondinformatie over leven en werk.
Voor meer informatie, foto's, documenten over en van het werk van Ben Joppe kunt u terecht op de website www.stichtingbenjoppe.nl, waar u zich tevens kunt inschrijven voor de nieuwsbrief van de stichting Ben Joppe.

Artikel: Muzikale composities van kleur en streek : de neerslag van Ben Joppes oosterse inspiratie. Tekst: Marty Bax in het Zeeuws Tijdschrift, 2011, 3/4, p. 45
Afbeeldingen: Zonder titel, 2002, acrylverf op linnen, Zonder titel, 1999, 2004, acrylverf op linnen.
Catalogus: Ben Joppe : schilder van het onmogelijke / samengesteld door Guido Pera, auteur Marty Bax, uitgegeven door de Stichting Ben Joppe (info@stichtingbenjoppe.nl)

donderdag 21 juli 2011

Vakantie: zul je voorzichtig zijn?


Vakantie. Afscheid, voor eventjes dan… Altijd weer de vraag of zelfs een bede, ook aan de thuisblijvers: zul je voorzichtig zijn? Je weet maar nooit…

Steeds weer denk ik aan het gedicht Afscheid van Adriaan Morriën.

Afscheid

Zul je voorzichtig zijn?

Ik weet wel dat je maar een boodschap doet
hier om de hoek
en dat je niet gekleed bent voor een lange reis

je kus is licht
je blik gerust
en vredig zijn je hand en voet

Maar achter deze hoek
een werelddeel
achter dit ogenblik
een zee van tijd

Zul je voorzichtig zijn?

Boodschappen doen in de buurt of toch letterlijk een verre reis maken, een ander werelddeel verkennen? In eigen tuin luieren in de kleurrijke hangmat uit Costa Rica en couscous of pizza eten aan de picknicktafel? Een strandhuisje aan zee huren of een blokhut in Friesland? Kranten en tijdschriften voorzien ons van amusante en nuttige adviezen, hoe overleef je een vakantie ook alweer? Stressvrij op vakantie gaan lukt lang niet iedereen. In de NRC Weekend editie van 25 & 26 juni gaf Ellen de Bruin de ‘twijfelaars’ zeven tips voor een zorgeloos vertrek, wetenschappelijk verantwoord ook nog eens.
1: ga toch maar wel op vakantie, dat is goed voor je, het ontstresst. Bovendien, waar zou je je vakantiegeld anders aan willen besteden? “Lots of fun, quickly gone?”, dit zou kunnen, maar onderzoek toont aan dat men over het algemeen meer geniet van ‘ervaringen’ dan van materieel bezit.
2: zet tijdens het zoeken & boeken de computer niet uit: als je voor het definitief boeken nog een nachtje over de mogelijkheden wilt slapen zet dan de computer in de slaapstand anders kun je, volgens Ellen de Bruin, weer van vooraf aan beginnen met zoeken.
3: zie verwachtingsvol naar de vakantie uit. Dit is zeer belangrijk want onderzoek heeft aangetoond dat de verwachtingen die mensen van hun vakantie hebben, vaak mooier en beter zijn dan de vakantie zelf, het ‘rosy view' verschijnsel noemden ze dat. Dus verheug je, neem er uitgebreid de tijd voor, door de roze bril is de vakantie vooraf al erg de moeite waard.
4: pak je koffers in zoals je zelf wilt. Nou ja, hier is eigenlijk geen onderzoek naar gedaan, je doet maar wat je prettig vindt. Alles door elkaar of in nette stapeltjes, maakt niet uit. En zelfs een hele dag inpakken, weer uitpakken, opnieuw ordenen, leeg kieperen en weer inpakken kan ook. Kies ook een tijd die bij je past, dat ontspant in hoge mate. Bij het ochtendgloren of midden in de nacht, het maakt echt niet uit.
5: neem uw geliefde mee. Ga op reis met degene die van u houdt. Wilt u vooraf zeker weten of diegene ook van u houdt, pak dan eerst een keer op proef samen koffers in.
6: kies het juiste vervoer. Vliegen is niet ieders hobby, autorijden, varen en fietsen trouwens ook niet. Wanneer je gemene dingen wilt gaan zeggen wanneer andere passagiers een deel van jouw persoonlijk ruimte innemen zou je een ander vervoermiddel kunnen overwegen.
7: droom na afloop veel over je vakantie na. Dat kan best want achteraf denken we dat het leuker was dan we ter plekke vonden; binnen enkele dagen na thuiskomst vinden mensen hun vakantie alweer fantastisch. Dit mechanisme is, volgens de onderzoekers, één van de redenen waarom ervaringen gelukkiger maken dan materieel bezit.
Andere adviezen zijn: geniet van het moment. Eet je een vers croissantje, zeg dan gewoon hardop: oh, wat is dit croissantje heerlijk! Mmm... Of: volg je hart, ook als het stormt!

Gewoon gaan en voorzichtig zijn? Je weet maar nooit. Ga ik een dagje naar Antwerpen, besluit zoonlief een Aziatisch gerecht te wokken en doet hij dat met een spetterende Franse slag. Resultaat: eerstegraads brandwonden all over his face and neck. Gepokt en gemazeld à la minute. Achteraf nog mazzel ook, na een week was het alweer grotendeels genezen. Een ervaring die niet zozeer gelukkiger maakt maar wel wijzer. Een week later met vrienden naar Dour, een popfestival in Zuid-België. Regen, loodrecht & met bakken, weerwaarschuwingen, kleine tentjes en soms heel veel wind. Is het te doen of te nat? vraag ik hem. Binnen dertig seconden krijg ik antwoord: Nat is relatief, plezier een gedeeld begrip. Terwijl de realiteit verder en verder achter de horizon verdwijnt deert de kou ons niet. Prima naar ons zin. Twee dagen later: Het weer is niet perfect maar modderglijbanen geven wel een leuke sfeer. Dochterlief mag proefdraaien in de bediening bij Koffie- en Theeschenkerij St. John. Voorzichtig zijn, meisje! Die dag laat ze slechts één dienblad met ijscoupes over de vloer kletteren. En yes, zonder verdere proeftijd wordt ze aangenomen, vertrouwen geschonken, niet verkeerd. Er zal een wereld voor haar opengaan.

Of ik dit jaar met vakantie ga? Jawel, ik ben van plan om op pad te gaan. Een solo-reis die, na jaren samen, voorzichtig gepland gaat worden en veel voorbereiding vergt. Vooralsnog geen kaart en geen gebied, geen stip, geen horizon. Ook geen reisgids: some ways you have to walk alone on this lonely planet. 1. Het is spannend maar ik ben vast voornemens te gaan. 2. Tijdens het zoeken naar mijn bestemming staat de computer aan, over alle mogelijkheden wil ik wel een nachtje slapen. Misschien huren, misschien kopen. 3. Verwachtingsvol zie ik naar deze vakantie uit, de rose bril heb ik dag en nacht op, multifocaal ook nog. Toch blijven mist en bewolking overdag lang hangen en lees ik misschien over de kleine lettertjes heen. 4. De koffers en dozen pak ik in zodra & zoals ik dat wil, de afweging tussen bagage & ballast zal niet licht wegen. 5. Een geliefde neem ik niet mee, solo-reizen doe je immers alleen. Lieve reispartners zullen mijn pad kruisen en mij vergezellen, hoop ik. Van zolder graai ik de grootste knuffelbeer mee, snurkt niet, altijd zacht en aaibaar. 6. Het juiste vervoer kies ik later, vliegangst valt niet te onderschatten. Vooral turbulentie in hart & hoofd. De hoge duikplank, zo voelt het ongeveer, het kan maanden duren voor je in het diepe durft te springen, altijd bang alsnog te verzuipen. 7. Dromen na afloop is nog niet aan de orde, slapeloze nachten tijdens de voorbereiding een realiteit, een rusteloze waakstand lijkt het wel.
Zul je voorzichtig zijn? Ja. Zul je voorzichtig afscheid nemen? Ja. Blijf je schrijven? Jazeker, maar nu volgt even een periode van resetten, gewoon thuis mooie boeken lezen, van de zon genieten, stilte voor de storm:

achter deze hoek
een werelddeel,
achter dit ogenblik

een zee van tijd.

Ansichtkaart zee: foto H. Hellmich
Ansichtkaart Japan, 1998: foto Christophe Boisvieux

Gedicht Afscheid: uit Verzamelde gedichten / Adriaan Morriën. Amsterdam : Uitgeverij G. A. van Oorschot, 1993. p. 251

woensdag 22 juni 2011

Slottentoonstelling van de Jan van Leeuwen Stichting

‘Ik voel me op de eerste plaats mens en daarna kunstenaar. Ik kijk wel anders tegen de dingen aan en ik ben bezig met materie, dat is voor mij de essentie’. Dit waren woorden van Jan van Leeuwen (1943-1992), Zeeuws kunstenaar en naamgever van de Jan van Leeuwen Stichting die helaas ophoudt te bestaan. Deze Stichting, opgericht 12 april 1994, stelde zich ten doel de tentoonstellingsruimte in de Zeeuwse Bibliotheek vier maal per jaar aan te bieden aan hedendaagse beeldende kunst van onderscheidende kwaliteit die op de een of andere manier met Zeeland te maken had. Veel kunstenaars vonden hier een podium. Tijdens de opening van deze laatste expositie, vrijdag 17 juni 2011, constateerde Ton Brandenbarg, op de eerste plaats directeur van de Zeeuwse Bibliotheek en daarnaast kunstliefhebber, met gemengde gevoelens het slotwoord te mogen voeren. Als gevolg van de bezuinigingen krijgt de expositieruimte een andere bestemming, wel zullen kleine exposities door het hele gebouw gehouden blijven worden. Kunst zal zijn in de toekomst nieuwe initiatieven te helpen creëren.

Een mooie slottentoonstelling, te zien t/m 27 augustus 2011, waarin het werk en de persoon van beeldhouwer en keramist Jan van Leeuwen centraal staat. Er wordt niet gestreefd naar volledigheid. De samenstellers willen een impressie geven van wie hij was, het werk dat hij maakte, hoe divers en toch eigen. Zijn gedrevenheid, de dingen die hij tot stand wist te brengen, zijn vele bijzondere vriendschappen, de blijvende indruk die hij op iedereen heeft gemaakt. Daarnaast is er summier aandacht voor de Jan van Leeuwen Stichting zelf en alle kunstenaars die op uitnodiging van deze Stichting hebben geëxposeerd. Op een wand zijn alle uitnodigingen van deze kunstenaars te zien. Mensen die anders of nuchter tegen de dingen aankijken, de essentie of droomwereld zoeken, getuige de titels die hun tentoonstellingen soms meekregen. Het leven moet geleefd worden (Jan Haas, 2002), Een landschap als lichaam, een lichaam als landschap (Teja van Hoften), Dreams & false alarms (Hans Overvliet, 2005), Arcadia (Bob Pingen, 2011), You’re the landscape (Hein Verwer, 2008), Fata Morgana (Barbara Jean, 1996/1997), The watcher (Jackie Bongers, 2009). Intrigerend blijft de titel die Machteld van der Wijst in 2010 opgaf: Aangaande existentiële twijfel in tijden van chaos en wanhoop : zeg mij hoe te leven.

Henny Schrijver, kunstenares en echtgenote van Jan van Leeuwen, was in 1995 met Inner landscapes de eerste exposant. Bijna twintig jaar na het overlijden van Jan houdt zij tijdens de opening een indrukwekkende toespraak over haar leven met Jan, hoe ze terugkijkt op de betekenis van zijn kunstenaarschap, zijn zoektocht naar zijn bron, naar wezenlijk contact met zichzelf. Deze zoektocht was voor Jan essentieel. Het vinden van de verbinding met zichzelf, voorbij alle ideeën die je over jezelf zou kunnen hebben, was zijn zelfbehoud. Wanneer het hem te ‘zwaar’ werd volgde een periode van ‘even losschudden’, dan ging hij over tot het maken van gebruikskeramiek. Onafgemaakt bleef een werk uit de serie met de titel: Structures of desire. Hij kreeg de cirkel niet af, niet rond, niet voltooid. Toch had hij zelf, als mens en kunstenaar, de moed om niet volmaakt te zijn.

Over de kunst van Jan van Leeuwen, zijn positie als vooraanstaand keramist in Nederland en zijn inspirerende betekenis voor de Zeeuwse kunstwereld verscheen onlangs in het Zeeuws Tijdschrift (nr. 3/4, 2011) een prima overzichtsartikel van vriend en kenner Paul van der Velde : Zeeuws Museum van de twintigste eeuw. De keramist Jan van Leeuwen als promotor van kunsthistorisch onderzoek in Zeeland. Zijn rol als voorzitter van het Zeeuws Kunstenaarscentrum (ZKC) en organisator van tentoonstellingen met begeleidend katern wordt uitvoerig beschreven. Van de (vele) bronnen die Paul vermeldt noem ik een artikel van Ineke Spaander in het tijdschrift Zeeland 1 (1992): Jan van Leeuwen. Keramische portretten (werken 1990-1992). Jan wordt daarin omschreven als een pur sang keramist en een perfectionist. ‘Werken met keramiek is voor 60% procent techniek en voor 40% uitdrukkingsmogelijkheid’ zegt hij zelf.
Hij maakt diep doorleefd werk: grote sculpturen of beelden. De spanning in dit werk ontstaat door de voortdurend strijd tussen expressie (inhoud) en materie (techniek). Daarnaast, als tegenwicht, maakt Jan potten, vazen, schalen en kopjes.
Zijn inspiratiebronnen zijn onder meer terracotta (graf)beelden van de Etrusken en realistische Romeinse portretbustes. Het inhoudelijke uitgangspunt voor zijn werk is de omgang met mensen. Dat is voor hem de essentie van het bestaan, die leidt tot de expressie van emoties. Vooral in de sculpturen zijn de emoties voelbaar: verslagenheid, pijn, verdriet, totale uitputting, kwetsbaarheid, maar ook erotiek en groteske humor. Het mensbeeld van Jan van Leeuwen doet denken aan een Griekse tragedie, op klassieke wijze opgevoerd door gemaskerde spelers. Het noodlot is onontkoombaar, de mens speelt zijn rol en probeert te overleven. (Spaander, 1992). Thema’s als vervreemding, opgeslotenheid , eenzaamheid, angst en agressie worden ook wel genoemd in de bijdrage van Paul van der Velde.
Keramist pur sang en perfectionist pur sang: als werk van hem uit de oven kwam en er zat een barstje in, zei hij meteen: ‘Wegflikkeren’. (PZC, 1995).
Op de tentoonstelling in de Zeeuwse Bibliotheek is – mede dankzij diverse bruiklenen – uiteenlopend werk te zien van Jan van Leeuwen zoals: Hoofd van Etrusk (keramiek), Kussen 1 (terracotta, hout), Structures of desire (steengoed in houten kist). Verder een Buste, Schouder, Torso, Reliëf polotrui en Reliëf sweater, Jongen in jeans. Prachtige foto’s van Wim Riemens van o.a. 7 Torso’s. Twee rode vazen uit de serie “25 vrolijke vazen”, een kan van Zeeuwse klei en een vaas uit de serie “The painter and the potter”. Er zijn vitrines samengesteld met herinneringen aan de kunstenaar, afkomstig van mensen die hem van nabij hebben gekend: zijn weduwe Henny Schrijver, Paul van der Velde en Albert Meijer. Een boeiende variëteit aan documenten: foto’s, zijn CV, een paspoort, publicaties, affiches, brieven, Zeeuwse Katernen. Ook herinneringen aan de periode dat Jan van Leeuwen en Henny Schrijver als docent verbonden waren aan de Stedelijke Scholengemeenschap Middelburg in de Sint Pieterstraat. Tot de bekende leerlingen van Jan uit die tijd kunnen Pieter Slagboom, Ben Sleeuwenhoek en Dave Meijer gerekend worden. Uit een brief van Dave Meijer , waarin hij terugkijkt op het vak handvaardigheid (en kunstgeschiedenis), citeer ik: 'Het is ’t enige vak geweest dat echt inging op individuele behoeften en daardoor iets losmaakte wat ging functioneren ook (en vooral) na de schoolexamens. Het is een ander soort kennis dan 1 + 1 = 2 of Amsterdam is de hoofdstad van Nederland, maar voor mij veel en veel zinvoller : een kennis die actief is en die mijn leven bepaalt'.
Bezoekers van de tentoonstelling moeten zeker even kijken naar de 9 minuten durende aflevering van Van Gewest tot Gewest (02-09-1992) met als onderwerp Kunst op de vensterbank. Te zien is een reportage van Rob van Hoek over een tentoonstelling in het kader van Zeeland Cultuurmaand. In een historisch straatje in Middelburg, de Spanjaardstraat, zijn keramische kunstobjecten op de vensterbanken uitgestald. Deze kunst komt van vijf kunstenaars uit Brabant en Zeeland die samen de groep Cheops vormen. Ze nemen de truttigheid van een vensterbankcultuur met gefiguurzaagde watervogels, en wat dies meer zij, op de korrel en willen tonen hoe het ook anders kan. De diaserie over dit project in een toepasselijk venster met sanseveria’s en vitrage is mooi om te zien.

Structures of desire. Alle kunstenaars die dank zij de Jan van Leeuwen Stichting in de Zeeuwse Bibliotheek hebben geëxposeerd hebben volgens mij structuren gezocht. Met pen, potlood of verf, met klei, brons of marmer, op welke manier dan ook, werd vorm gegeven aan ‘iets’, een innerlijk landschap of verlangen. Jan van Leeuwen kon een werk uit de serie Structures of desire niet voltooien, hij kreeg de cirkel niet rond. In 1992 overleed hij aan de gevolgen van aids, slechts 49 jaar jong. Hij was kunstenaar én mens én keek anders tegen de dingen aan. Toch is met deze slottentoonstelling één cirkel wel rond: Henny en Jan komen elkaar weer tegen, zij nu als eerste, hij als laatste. Twee mensen, twee kunstenaars.

Structure of desire, 1989. Foto: Wim Riemens
Non-figuratief werk. In de Structures of desire is geen menselijk leven te zien maar de spanning tussen volmaaktheid en onvolmaaktheid is er net zo in terug te vinden als in de torso's van weleer (Nico Out, 1989).
Jan van Leeuwen, 1982. Foto: Ruud Leuvelink
Hoofd van Etrusk, 1989. Foto: Marian van der Weide

maandag 6 juni 2011

Leestip: Het negerboek / Lawrence Hill

‘Ik vroeg me af hoeveel kaurischelpen ik waard was’, zegt het meisje Aminata Diallo wanneer zij, geketend, op weg is naar het slavenschip. Aminata is de vertellende hoofdpersoon in Het negerboek, een indrukwekkende roman over de geschiedenis van de slavernij, uitgegeven door Ailantus in 2011. En nee, met goedertierenheid viel in de periode van de slavernij geen winst te behalen, wel met ivoor, rum, ijzer, kanonnen, sandelhout, rollen katoen en zijde. Ook de handel in 'kroesvee', de zwarte bevolking uit Afrika, was lucratief.
De auteur Lawrence Hill (Toronto, 1957) bezocht op zijn Nederlandse toernee onlangs Middelburg en vertelde in boekhandel de Drvkkery uitgebreid over zijn roman; een verhaal dat niet als een aanklacht gezien moet worden maar geschreven is vanuit een diepe bewondering voor het universele menselijke ‘wonder’: de wil om te overleven. Het toeval wil dat in dezelfde week (25 mei) het Middelburgs ‘slavenarchief’, het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC), door Unesco opgenomen werd in de werelderfgoedlijst Memory of the World.

'Wie dacht dat alles nu wel over slavernij geschreven is, vergist zich' vermeldt het boekomslag. Aminata is nog klein als ze uit de Afrikaanse binnenlanden wordt weggevoerd en samen met andere gevangenen in de hel van een slavenschip belandt. Op een indigoplantage in Virginia ontdekken twee oudere slaven dat ze kan lezen en schrijven en kennis heeft van kruiden en het vroedvrouwschap. Ze wordt hun geheime leerling. Een joodse handelaar neemt haar over nadat ze haar kind verloren heeft. Jaren later ontvlucht ze hem tijdens een reis naar New York. In de achterbuurten helpt ze morsige liefjes van Britse officieren te bevallen. Ondertussen bouwt ze een netwerk op, waardoor ze als vrije vrouw naar Nova Scotia kan reizen. Uiteindelijk keert ze terug in Afrika, maar haar dorp kan ze niet bereiken. Haar lange reis eindigt in Londen, waar ze een belangrijke rol speelt bij de discussies rond de afschaffing van de slavernij.

Auteur Lawrence Hill stamt zelf af van Amerikaanse slaven. Tijdens stamboomonderzoek ontdekte hij de opzienbarende rondreis van sommige slaven. En hij stuitte op Het negerboek, een nauwkeurige opsomming van slaven die naar Nova Scotia vertrokken, hoe oud en fit ze waren en hoe ze hun vrijheid kregen. Het inspireerde hem tot deze meeslepende roman, die met alle indrukwekkende details geen moment vaart verliest.
In Middelburg licht hij zijn keuze voor de romanvorm toe. Kernwoord is ‘imagination’: een roman helpt te voelen en te zien. Door Aminata (ook een naam van zijn dochter) een stem te geven krijgt de geschiedenis van de slavernij een menselijk gezicht, hij laat Aminata immers zelf haar levensverhaal vertellen. De roman boeit inderdaad vanaf het begin omdat de slavernij aanvankelijk door de ogen van een kind ‘gezien’ wordt, de beschrijving van de kettinggang vergeet je nooit meer.

Lawrence Hill stond uitvoerig stil bij de geschiedenis van de slavernij in Amerika, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog, het einde van de Britse overheersing. De positie van de zwarte loyalisten in Noord-Amerika die in de Amerikaanse Revolutie aan Britse zijde hadden gevochten of zich achter de Britse linies hadden opgehouden. De zwarten die de plantages waren ontvlucht om als kok, soldaat, spion, prostituee of hoe dan ook de Britten te helpen omdat hun vrijheid werd beloofd. Ze kwamen in Manhatan (het eiland Mana-hata) terecht, het laatste Britse gebied. De Amerikaanse regering bood hen de kans in Nova Scotia een nieuw leven op te bouwen. In de roman is de volwassen Aminata degene die in het Book of Negroes de namen en bijzonderheden moet registreren van 3.000 personen die in 1783 mogen inschepen naar Nova Scotia, een schiereiland voor de kust van Canada. Maar ook daar wacht de desillusie, het beloofde land om te bewerken krijgen ze niet of is te hard, het is er koud, er is geen gereedschap. Ze voelen zich verraden door de Britten. In 1792 verlaten 1200 personen Canada en keren terug naar hun moederland Afrika waar ze in Sierra Leone de plaats Freetown stichten. Daar kunnen ze in relatieve vrijheid een nieuw bestaan opbouwen maar tegelijkertijd moeten ze constateren dat de slavenhandel gewoon doorgaat. 'Soms is een pact met de duivel beter dan helemaal geen pact' is de visie van de machthebber.

Nederlandse en andere kaarten van Afrika uit die tijd zijn interessant, vertelt Lawrence Hill. De kustlijn werd met veel aandacht getekend. De slavenhavens Wydah, Elmina en Bance Island zijn vindbaar. Het binnenland was echter lange tijd een onbekend gebied ingevuld met afbeeldingen van olifanten, leeuwen en bavianen, schetsjes van heuvels, half geklede Afrikaanse mannen en naakte Afrikaanse vrouwen met pronte borsten en kinderen op hun rug. Als een aanklacht tegen onbekend zegt Aminata over deze kaartenmakers: ‘Ze hadden geen idee wie wij waren, hoe wij leefden en hoe sterk we waren om de koloniën überhaupt te halen’. De beroemde ironische versregels uit On Poetry; A Rhapsody, door Jonathan Swift, 1733, spreken voor zich:
Dus vult de kaartenmaker Afrikagaten
Met menig barbarijtafereel
En waar de bewoners de bergruggen laten
Plaatst hij van armoe een olifantsbeeld
De boektitel Het negerboek zorgt regelmatig voor discussie of commotie. In Amerika was het absoluut ondenkbaar om The Book of Negroes als titel te kiezen, too explosive, too offensive, too insulting. De roman verscheen daar onder de titel Someone Knows My Name. Op de website van Lawrence Hill zijn de titels van de vertalingen te vinden, go with the flow is het uitgangspunt, aldus Hill. Prachtig uitgegeven in Canada is The Illustrated Edition of The Book of Negroes, in Middelburg toonde Hill middels een diashow veel illustraties uit deze uitgave.

Een bezoek aan het Zeeuws Archief eerder die dag maakte indruk op de auteur. Het inzien van documenten uit het slavenarchief about the Dutch human cargo raakte hem, evenals de omschrijving ‘kroesvee’ en het scheepsjournaal van het schip Geertruijda en Christina uit 1783. Ook hier trof hij beschrijvingen van slaven, zoals: op 6 oktober 1775 verhandeld in Paramaribo voor 130 gulden, female negro, healthy, with some fire in her eyes. Canadezen en Nederlanders lijken op elkaar, constateert Lawrence Hill, hij was als Canadees en onderzoeker dan wel op de hoogte van de Nederlandse rol in de slavenhandel van 1730 tot 1807 maar… it is a history we prefer not to know.
Over geschiedschrijving gesproken, de dag na het bezoek van Lawrence Hill aan Middelburg schrijft het Zeeuws Archief zelf geschiedenis. Het archief van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) werd vanwege de wereldwijde betekenis opgenomen in het Memory of the World-register, een werelderfgoedlijst van Unesco. De MCC heeft 169 jaar bestaan, van 1720 tot 1889. Vanaf het midden van de achttiende eeuw werd het bedrijf een echte slavenhandelaar: er werden ruim 31.000 slaven van Afrika naar Amerika getransporteerd op 113 reizen. Al deze activiteiten zijn nauwkeurig vastgelegd in o.a. scheepsjournalen en kasboeken en bewaard. Tot in detail is beschreven voor welke goederen een slavenmeisje werd geruild, wat er tijdens een reis werd ingekocht onderweg, wie de aandeelhouders van de MCC waren en wat ze verdienden. Het archief is uniek omdat de administratie over de slavenhandel vanuit Zeeland nog vrijwel volledig intact is.
Middelburg en het slavernijverleden: een onderwerp apart. De romantisch ogende binnenstad bezit een schaduwzijde die niet door iedereen gezien wil worden. Pakhuizen, patriciershuizen, straatnamen en ook de wondere huisnaamwereld van Middelburg getuigen van dit verleden. In de achtertuin van het pand ‘Moorenlandt’ (Spanjaardstraat 45-47) zijn duizenden kaurischelpjes aangetroffen, wellicht in de tuin gedeponeerd toen ze als ruilmiddel niet meer in zwang waren. Om een indruk te geven van de verhandelde hoeveelheden: 8.000 kilo kauri's werden in West-Afrika geruild tegen 200 slaven.
Bij funderingsrestanten van een glasoven of glasblazerij (Blindenhoek 8) zijn duizenden minder goed gelukte glaskralen gevonden. Kleurige kralen werden vervaardigd in opdracht van de WIC en de MCC en in West-Afrika ingezet als ruilmiddel. Maar dan wel met verschillende kleuren en motieven want elke stam had zo zijn eigen voorkeuren.
Het meisje Aminata vroeg zich af hoeveel kaurischelpen ze waard zou zijn terwijl ze in kettinggang naar het slavenschip werd geleid. Misschien droomde ze ook van een mooie ketting van glaskralen, met helder witte kralen, glanzende zwarte kralen, maar vooral met oneindig veel andere kleuren en wonderschone motieven…

Illustratie kettinggang: zie site Lawrence Hill

The Book of Negroes werd in het Nederlands vertaald door Ine Willems. Het negerboek telt 448 pagina's.

zondag 15 mei 2011

Ester Naomi Perquin, moederdag, Grote broer en zus

Dit jaar de eerste moederdag zonder een moeder om gedag tegen te kunnen zeggen. Zoonlief vierde feest in Berlijn, lieve dochter kwam terug uit Schotland. Of je wilt of niet, zo’n dag zet je aan het denken over het moederschap, hoe het was, is en misschien zal zijn. Dit mijmeren begon al eerder, enkele weken geleden, voor Pasen (23 april), trakteerde Marjan Berk ons in haar PZC-column op het prachtige en tedere gedicht Grote broer van Ester Naomi Perquin (Utrecht, 1980). Omdat deze dichteres in Zierikzee is opgegroeid beschouw ik haar als 'een beetje' Zeeuws en besteed ik op dit blog aandacht aan haar poëzie die het ontdekken meer dan waard is. Ook is het interessant om haar stadsdichterschap in Rotterdam te gaan volgen, zij mag deze functie in 2011 en 2012 vervullen.
Uit haar tweede bundel Namens de ander (van Oorschot, 2009) het volgende gedicht:

GROTE BROER
Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen
voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.

Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden,
raakte met haren in takken verward – jij haalde
een schaar en ik werd een soldaat maar
het zwaard was zo zwaar en het schild
kreeg ik niet van de grond.

Jij schreeuwde me hoger – ik klom dus en klom.
warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht
lag jij als een dier op de onderste tak.

er konden geen leeuwen of moordenaars komen.
ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.

Dit gedicht ontroerde mij in de dagen rond moederdag. Niet eens omdat ik mijn moeder zo mis, dat besef heeft vanaf februari 2011 al een plekje gekregen. Ja, de fotoalbums moeten nog verdeeld en wij mogen kiezen voor toedekken met marmer, natuursteen, grind of schelpen. We kunnen er ook gras over laten groeien, er wordt toch gemaaid? Voorbij, voorgoed voorbij, vogelzang & rust & vrede.
Moederdag 2011: ‘Hey mam, ik zit nu in de bus terug van Berlijn, heb een geweldige week achter de rug, veel cultuur geproefd, prachtige stad!’ Het Delftse studentenleven krijgt vorm: een bezoek aan een designbureau, drie ‘vette’ feesten, chillen in de vele parken, street-art bekijken, de muur bezoeken, t-shirts kopen. Af en toe een berichtje naar zijn ‘zusje’ die in Schotland schapen telt, op blote voeten Edinburgh verkent, een zilverkleurig horloge met Keltisch motief aan een kettinkje koopt, kortom de tijd van haar leven beleeft in de omgeving van Lochend, temidden van ‘the fabulous Scottish countryside, from lowlands to highlands’. Hij denkt aan haar, zij denkt aan hem. Met moederdag weer thuis, hij niet (’moet slapen mam’), zij wel. De kleurige sjaal was een mooi geschenk, thanks!

Inmiddels de soms raadselachtige poëzie van Ester Naomi Perquin gelezen en herlezen. Zij publiceerde gedichten in literaire tijdschriften als De Tweede Ronde en Tirade. In 2007 debuteerde zij met de bundel Servetten halfstok, uitgegeven door van Oorschot. In deze bundel is de poëzie ‘verstaanbaar’ en voor deze bundel ontving ze in oktober 2007 te Brussel de debuutprijs Het Liegend Konijn. De mogelijkheden en de rekbaarheid van de taal worden verder afgetast in haar tweede bundel Namens de ander, verschenen in 2009 en in 2011 bekroond met de J.C. Bloem-poëzieprijs. Citaat uit het juryrapport: De J.C. Bloem-poëzieprijs wil die bundel bekronen die bewezen heeft dat de dichter in kwestie meer in zijn of haar mars heeft dan beginnersgeluk. Die meer te melden heeft dan er in één bundel past. Die groeit, die risico’s durft te nemen en verder springt, van de tweede bundel een oeuvre in. Uit 14 bundels koos de jury vijf genomineerden en kwam tot de conclusie dat Ester Naomi Perquin veel kwaliteiten van deze genomineerden verenigt in één persoon. Ik citeer: Filosofisch, grappig, onderzoekend… Haar gedichten zijn urgent, vermakelijk, diepzinnig, maar steeds messcherp.
Voor haar twee bundels heeft Ester Naomi Perquin opvallend veel prijzen gekregen, elke keer is er weer een lovend juryrapport. Het lezen van deze waarderingen helpt mij om haar poëzie te begrijpen, haar tweede bundel bevat raadselachtige gedichten die ik soms niet direct kan plaatsen en mij daarom juist blijven boeien. Ik citeer uit het rapport van de Lucy B. en C.W. van Hoogt-prijs, 2009:

De poëzie in Servetten halfstok en Namens de ander valt op door het schijnbaar gewone taalgebruik en de alledaagse, herkenbare situaties, die van een bedrieglijke eenvoud zijn, maar waarin de hele wereld doorklinkt. Perquin stelt vragen aan het leven, probeert greep te krijgen op de wereld en haar verwondering echoot in elk gedicht. De toon, helderheid en aandacht voor het gewone krijgt in een bijna achteloze vorm gestalte en onder de lichtheid klinkt steeds een droeve, melancholieke ondertoon.

Moederdag 2011 betekent ook nadenken over bescherming zoeken en geven, hoe kinderen ook elkaar beschermen. Zelfs stilstaan bij het feit dat bescherming niet altijd mogelijk is, vertrouwen kan geschaad worden. Het gedicht Toen wel uit Servetten halfstok is daar een goed voorbeeld van. Recensent Rieuwert Krol omschreef de poëzie uit Servetten halfstok treffend: Je denkt: ‘ja natuurlijk, zo is het’ en ‘mooi, maar dat is het woord niet’, maar ondertussen wordt de toon steeds grimmiger en schrijnender. Perquin lijkt het patent te hebben op mooie zinnen die al lijken te hebben bestaan voordat ze ze schreef.
Uit Servetten halfstok, 2007

Toen wel

Eerst niet – vertrouwen te over,
met sprongen tegelijk de dunste
ijslaag op, de zwakste bomen in,
eenden redden, vogels,
het grootste gemak.

Of het geloof was,
hij wist gewoon niet hoe
soms iets brak, zonder reden plotsklaps
scheurde, als een zoutzak naar beneden
- en van de dood nog evenmin.

Pas toen hij een jongen eieren
kapot zag gooien – zomaar
met naakte kuikens erin.

Messcherp, je weet dat het zo kan zijn, dat er waarheden zijn waartegen je niemand kunt beschermen. Gelukkig weet ik ook hoe vermakelijk kinderen met elkaar om kunnen gaan. Wanneer de studentenhumor over de keukentafel stuitert is het goed toeven thuis, ook al is het moederdag-ontbijt, wegens slaaptekort bij broer en zus, voorlopig en tot nader order ‘ergens of nergens’ geparkeerd. Gelukkig zingen de vogels altijd wel, ook ‘s morgens vroeg op moederdag.
Een levendig ochtendconcert. Het stemt mij hoopvol, rustig & tevreden.

Foto's: zij, vier jaar, haar eerste schooldag. Hij, haar Grote broer, vijf jaar. Hij neemt haar bij de hand en begeleidt haar.
Wales, zelfde periode, 1997. Toen samen genietend van dezelfde vakantie.

maandag 25 april 2011

Femke Gerestein: Down the Rabbit-Hole

Down the Rabbit-Hole is de intrigerende titel van de solo-expositie van Femke Gerestein die van 15 april t/m 11 juni 2011 is te zien in de expositieruimte van de Zeeuwse Bibliotheek op initiatief van de Jan van Leeuwen Stichting. Wat kan deze titel, deze inspiratiebron, zeggen over het tentoongestelde werk en wie is de kunstenares?
Femke Gerestein (Middelburg, 1982) studeerde in 2004 af aan de Kunstacademie Sint Joost te Breda en is daar nu werkzaam als vakdocent illustratie. Vanaf 2005 exposeert zij haar illustraties binnen en buiten Zeeland, haar werk getuigt van een opmerkelijk en veelzijdig tekentalent.
In de Zeeuwse Bibliotheek zijn grote tekeningen te zien, de afmeting van de tekeningen Rug 1, 2 en 3 (grafiet op papier) zijn 250 x 150 cm. Deze kunstwerken hebben ruimte nodig, zowel dichtbij als van afstand ervaar je verwondering over het sensitieve beeld en de tekentechniek. De getekende lijnen en vlakken vertellen over de emotie, de kracht en het uithoudingsvermogen waarmee ze zijn neergezet. In het openingswoord bij de tentoonstelling vergeleek Kees van der Knaap het tekenproces met een seismografisch proces: krachten, emoties worden waargenomen en geregistreerd. Uit de begeleidende tekst bij de tentoonstelling citeer ik: ‘In Femke’s recente tekeningen komen figuren voor, meestal jonge vrouwen als haarzelf. De tekeningen zijn vaak groot, dus erg aanwezig. De toeschouwer moet tegen ze opkijken. Het perspectief in de tekeningen versterkt dit beeld. Tegelijkertijd zijn de vrouwen kwetsbaar, soms naakt. Ze trekken de toeschouwer naar zich toe, maar wanneer hij dichterbij komt keren zij hun lichaam af en laten hem niet toe in hun wereld. De vrouwen lijken deze persoonlijke ruimte die is gevormd door hun eigen lichaam of het haar nodig te hebben. Soms verdwijnen ze er zelfs in.’
Down the Rabbit-Hole
is de titel van het eerste hoofdstuk van Alice’s Adventures in Wonderland, een lievelingsboek van Femke Gerestein. Over verdwijnen in een ruimte gesproken, wat gebeurt er letterlijk of symbolisch in dit openingsverhaal? In het kort: Alice volgt nieuwsgierig een merkwaardig wit konijn en ziet nog juist op tijd hoe hij wegschiet in een groot konijnenhol onder de heg. ‘In another moment down went Alice after it, never once considering how in the world she was to get out again.’ Deze pure verwondering over wat er gaat gebeuren is essentieel, brengt haar naar een ruimte die volhangt met kasten en boekenplanken met hier en daar kaarten en platen aan kromme spijkers. Omdat boeken een venster op de wereld bieden, luikjes openen en kaarten posities aangeven is het vervolg belangrijk: Alice valt dieper en dieper. ‘Ik vraag me af hoeveel kilometer ik nu al gevallen ben, zei ze hardop. Ik moet zo langzamerhand bij het middelpunt van de aarde zijn … maar dan vraag ik me toch af op welke lengte- of breedtegraad ik ben aangekomen.’ Alice komt terecht in een lage ruimte met aan alle kanten deuren maar die zitten op slot. Zij vindt een klein gouden sleuteltje, krijgt daar niet één deur mee open. ‘Toen ze haar ronde voor de tweede keer deed, ontdekte ze echter een laaghangend gordijn dat ze de eerste keer niet had gezien, en daarachter bevond zich een deurtje van ongeveer veertig centimeter hoog. Ze probeerde het gouden sleuteltje in het slot en tot haar grote vreugde paste het.’ Haar is vervolgens een blik gegund in de mooiste tuin die je ooit hebt gezien. ‘Wat verlangde ze er vreselijk naar om uit die donkere ruimte weg te zijn en een beetje rond te dwalen tussen die perken met schitterende bloemen en koele fonteinen.’
Down the Rabbit-Hole, een tentoonstelling die aan het denken zet over zoektocht & verwondering & verlangen, het bewust zijn van een persoonlijke ruimte in een ‘gebied’ of context, de eigen positie in lengte- en breedtegraad. De kunst van het zoeken naar een balans tussen veiligheid en ontvankelijkheid. Of je je kwetsbaar durft op te stellen, je open wilt stellen voor iets nieuws.
Eén van de tekeningen was eerder te zien in het Onderstroom-project Kunst in containers in Vlissingen, 2009. Een tekening van een liggende vrouw, drijvend op haar golvende haar. (grafiet/houtskool op papier, 200-400 cm.) De tekst hierbij is:
Her hair spread wide;
And, mermaid-like, awhile it bore her up
(vrij naar Shakespeare)

Deze tekening verwijst naar het beroemde personage Ophelia uit het toneelstuk The Tragedy of Hamlet, Prince of Denmark van Shakespeare. Ze is de dochter van Polonius en de zuster van Laërtes. Wanneer Hamlet Polonius doodsteekt, begint haar gekte vorm te krijgen. Ze kan het verdriet niet aan en drijft de bewoners van Elsinore tot wanhoop met onbegrijpelijke liedjes. Later verdrinkt ze onder mysterieuze omstandigheden in een ondiepe beek.

Femke Gerestein geeft via haar website een klein overzicht van haar werk. Je kunt de Bewegende tekening in container ook echt zien bewegen via de link naar een filmpje op Flicr.
Het is interessant om o.a. via de site de veelzijdigheid in haar werk te ontdekken. In 2010 maakte haar sfeervolle poster Middelburg, 30 juni 2010, 07:01 indruk op veel bezoekers van de tentoonstelling Voorbeeldig Verbeeld. In opdracht van CBK Zeeland in Middelburg maakten acht illustratoren in het kader van de Kinderboekenweek 2010 een poster met als thema Middelburg. ’s Morgens wakker worden, naar buiten kijken om 07:01 en dit beeld weergeven. In het kunsttijdschrift Decreet 04 zegt zij hierover: ‘Ik woon in een bovenwoning in het centrum in Middelburg. Achter mijn huisje ligt een grote tuin waar nooit iemand in zit. In de tuin staan veel bomen. Daar kijk ik vaak naar vanuit mijn huis. Het is dan net alsof ik in een boomhut woon. Ik zie niemand en niemand ziet mij’.
Hide and Seek
lijkt wel een steeds terugkomend thema maar is tevens de titel van een serie tekeningen, Hide and Seek 1, 2010 vind ik bijzonder & mooi.
Sfeervolle illustraties in kleur zijn te zien in het prentenboek met het thema miskraam ‘In de zee van mama’s buik’, (De Eenhoorn, 2006), een integer verhaal over een sterrenkindje dat in de zee van mama’s buik landt maar zich tijdens een storm niet kan handhaven. Ook illustreerde zij het prentenboek ‘Vertelopa’ (De Eenhoorn, 2007), waarin een opa twaalf verhalen vertelt aan zijn 7-jarige kleindochter, over vroeger, een kapitein, rovers, oorlog, waarom de wereld saai is zonder verhalen en wat niet al, totdat hij steeds zieker wordt en sterft.
Op Femke Gerestein's site zijn ook tekeningen te zien vervaardigd voor de niet gepubliceerde prentenboeken ‘De gierzwaluw en de pissebed’, 2009 en ‘De langzame weg van Dwaal’, 2010
Femke Gerestein maakte omslagillustraties voor o.a. het jeugdliteratuurtijdschrift Leeswelp en Leeswolf. Voor Zeeland, het tijdschrift van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (jrg. 16, nr. 4, 2007) verzorgde zij niet alleen de omslag maar zijn beeld en vormgeving bij acht gedichten van Emma Burns tevens van haar hand. Bijzondere en sfeervolle illustraties.
Femke Gerestein werkt samen met 13 andere kunstenaars in de Kunstwerkplaats Kipvis in Vlissingen. Mooie, ruime ateliers in een voormalig schoolgebouw. Hide and seek, ook hier: de kunstwerkplaats biedt ruimte voor het persoonlijke autonome kunstenaarschap, een eigen atelier. Daarnaast ook de veiligheid, inspiratie en uitdaging om met andere kunstenaars nieuwe projecten te ontwikkelen in de voortdurende zoektocht naar een plaats in een gebied, van container tot rabbit-hole, van sterrenhemel tot het middelpunt van de aarde, kortom: een plaats in het wonderland van de kunst.

Afbeeldingen:
1. Uitnodiging solo-expositie 'Rug 1'
2, 3. Alice, illustratie van Arthur Rackham
4. Her hair spread wide...

maandag 11 april 2011

FRAME & idols: tentoonstelling in Galerie 'T'

In de Middelburgse Galerie ‘T’ is tot en met 14 mei 2011 een tentoonstelling te zien van kleurrijke taferelen: aan de muren hangen wijnkistjes met daarin bijzondere composities met barbiepoppen en heel veel meer… Vanaf de opening van deze tentoonstelling op 3 april, waar ik voor het eerst de kunstenaar Frank van der Meijden zag, raakte ik gefascineerd door zijn prachtige, kleurrijke objecten. Een gevoel van vrolijkheid en blijdschap maar tegelijkertijd van weemoed overviel mij. Schoonheid kan confronterend zijn. Frank van der Meijden wil de bezoekers aan het denken zetten, dat lukt hem uitstekend. Frame & fame zijn de kernwoorden van de tentoonstelling. De Zeeuw Frank van der Meijden uit Dishoek, landelijk bekend van zijn werkzaamheden als manager bij Doe Maar en Bløf, heeft voor zijn artistieke werk de naam FRAME aangenomen, FRAnk van der MEijden. Hij wil nu op eigen merites beoordeeld worden. Zoals hij zelf mooi zegt: "Ik heb altijd voor anderen gewerkt, nu wil ik zelf iets zeggen." In de rust van zijn eigen atelier lukte het om het hoofd vrij te krijgen, was het mooi om door deze hobby te ontdekken dat er veel meer creativiteit in hem aanwezig was. In Galerie ‘T’ is de volgende toelichting van hem te lezen: “Toen ik zo’n 2 jaar geleden besloot om te stoppen met werken, besloot ik ook om nu eens mijn eigen creativiteit de vrije loop te laten. Ik begon kitsch en poppetjes te verzamelen om daarmee in wijnkistjes 3 dimensionale verhalen te gaan maken. Soms gewoon voor mijn eigen plezier, soms om de kritiek die ik op bepaalde zaken had te verwerken en te spuien. Tot mijn niet geringe verbazing raakte ik al snel ‘verslaafd’ aan deze bezigheid en vroeg een vriend mij een keer in zijn ruimte te exposeren voor de Middelburgse Kunstroute. In eerste instantie wilde ik dat niet, maar liet me uiteindelijk overhalen. Voor mij telt vooral het plezier wat ik heb bij het maken van deze objecten.’
Op de site van kunstenaar Frame, www.frame-web.nl/foto.html getuigen de foto's van zijn oeuvre van dit creatieve plezier. Voor een kennismaking met Frame zou je op deze site de video Frame expo 4-7-2010 kunnen bekijken.

Met het tafereel ‘Idols’ is het duidelijk dat Frank van der Meijden alias FRAME, zijn mening neerzet. Een parodie op de talentenjachten, de glitter en glamour. Zijn afkeer van tv-programma’s waarin ‘ idols’ gecreëerd en vereerd, gebruikt en misbruikt worden is groot, de wereld waarin mensen worden uitgebuit om ze te kijk te zetten. Om die reden heeft hij aan de zijkant van het Idols-kistje bij jury en publiek, de symbolen van dommigheid, spijkertjes door de hoofden gejaagd. Zelf heeft hij de groep Bløf altijd beschermd, de artiesten gebruiken als ‘promotiemiddel’ heeft hij altijd vermeden. Maatschappijkritiek is ook te zien in het werk Big Brother waarvoor computerprints als basis gebruikt zijn. De mens als marionet laat zich het hoofd op hol brengen door allerlei ‘schakelingen’, de waan van de dag, de jacht naar roem. Let wel: dit is mijn interpretatie, voor wat die waard is.

Via internet en rommelmarkten verzamelt FRAME materiaal voor zijn werken. Barbiepoppen, kraaltjes, pareltjes, kroontjes, bloemen, beeldjes, knopen met allerlei schittering, kerstverlichting, mooie stofjes, kerstversiering, muziekdoosjes. Veel voorwerpen worden bewerkt en beschilderd, daarna krijgen ze een plaats in de eveneens beschilderde wijnkistjes. Het zijn ‘driedimensionale verhalen’, ieder kistje is een nieuwe wereld. Niet alleen de taferelen zijn fascinerend, met groot gevoel voor kleur zijn de 'onderdelen' gerangschikt, heel mooi om te zien. Ook Galeriehoudster Lia Hector, enthousiast vanaf het eerste moment dat zij deze kunst zag, bewondert de eenheid van kleurgebruik, de harmonie. Van afstand lijken de frames hierdoor abstracte schilderijen, kom je dichterbij dan gaat er een hele wereld voor je open, zoveel details te ontdekken en betekenissen te vinden, te vermoeden of zelf toe te voegen. Met ogen ‘van binnenuit’ mag je zelf ervaren wat kunst met je doet. De titels van de frames verwijzen eveneens naar de wereld van glamour en glitter. Eye-catcher is 2 Madonna’s 1, twee stralende madonna’s met kind, musicerende engeltjes, kroontjes, allerlei stofjes, verlichting. Zelfs de foto van dit tafereel die ernaast hangt is mooi om te zien. Aan de andere kant van de tentoonstellingsruimte hangt 2 Madonna’s 2, een vergelijkbaar tafereel maar met een geheel andere kleurstelling en sfeer. In Het offer zien we veel groentinten waaronder gifgroen. Het is een verontrustend tafereel, het verbeeldt de waanzin van het offer dat gebracht moet worden om de status van idool of de top te bereiken. Naast Idols en Il Teatrico hangt Dancing through the night, sfeervol uitgevoerd in de nachtkleuren blauw en rood. Tot in de details fotogeniek maar dit geldt eigenlijk voor alle frames. Van drie taferelen zijn alleen de foto’s te zien: de serie The Last Barbie 1, 2, en 3. De ondertitel van deze serie: ‘Everything what’s beautiful wil be destroyed by its own kind.’ Niet onvermeld mag blijven het frame Hemelse muziek, uitgevoerd in wit- en blauwtinten. Veel muziekinstrumenten zorgen voor een troostrijk vooruitzicht, ook de drie muziekdoosjes of speeldoosje bovenop de lijst beloven dat het wel goed komt aan het einde van de ladder naar die top, but heaven can wait...

Meer informatie over het werk van FRAME is te vinden in het artikel 'Je gaat het pas zien als je het doorhebt' van Ernst Jan Rozendaal, hij is de schrijver van het blofblog, zie http://www.blofblog.nl/.

Bij de tentoonstelling in Galerie 'T' is ook een prachtige video te zien. Ernst Jan Rozendaal maakte deze samen met zijn PZC-collega Cynthia de Heer; voor een cursus camerajournalistiek moesten zij een kort item filmen en monteren. Deze video is een kunstwerk op zich geworden en geeft een meerwaarde aan de tentoonstelling. Veel beelden, vooral de detailopnamen, bezitten vanwege de kleurenharmonie een bijzondere esthetische of artistieke en verstilde schoonheid. Voor mij beeldende kunst in optima forma. Behalve het plezier van het kijken maakt deze tentoonstelling mij ook weemoedig. Als moeder van een dochter weet ik waar de barbiepoppen op zolder liggen: in een grote houten verhuiskist met de naam Caljauw erop geschilderd. Ook weet ik dat zij na de zomer gaat studeren in Cambridge, haar lang gekoesterde wens. Haar weg naar een ideaal dat zij wil bereiken, niet omdat het moet, alleen omdat zij het wil. Ik vraag me af of ik mijn dochter op een voetstuk heb gezet. Alleen al het noemen van Cambridge kan 'ijdel' overkomen, het is niet meer dan de werkelijkheid. In Galerie ‘T’ trekt haar hele jeugd even voorbij, samen met het besef dat mijn harpspelend meisje de wereld gaat verkennen. Some ways you have to walk alone, my idol, dancing through the night, dancing through life. Toch wens ik haar een schitterende toekomst vol glamour en glitter! Mijn idool met een ideaal, tja.


Tot slot: Wie meer wil weten over de geschiedenis van de Barbie kan bij Galerie 'T' de straat oversteken en de Zeeuwse Bibliotheek bezoeken. Leestip: Barbie 50 jaar Barbie in beeld / Jennie D'Amato. Uitgeverij Kosmos, 2009 Bijzonder aantrekkelijk vormgegeven, een heerlijk boek voor alle fans.

Afbeeldingen: Idols, 2 Madonna's 1, detail uit 2 Madonna's 1

woensdag 30 maart 2011

Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan : een boogiewoogie-prentenboek

In het spoor van Mondriaan, de Boogie Woogie dansend, verovert dit nieuwe prentenboek over Keepvogel en Kijkvogel in 2011 vast en zeker een mooie positie binnen de jeugdboeken die over kunst gaan. Ouders en kinderen die van verbeelding en schilderkunst houden, leerkrachten en leerlingen die met kunst bezig zijn zullen zeker geïnspireerd worden door dit kleurrijke boek over Mondriaan. Voor de jeugdige lezers in Zeeland is dit zeker een aan te bevelen boek!
Eerst: wie was Mondriaan, wie is Keepvogel?
Piet Mondriaan (1872-1944), één van de grootste pioniers van de abstracte schilderkunst, had iets met Zeeland, vooral met de badplaats Domburg waar hij, zo'n honderd jaar geleden, regelmatig kwam. Hij hield van de Zeeuwen, de kunstenaars, het landschap, de duinen, de zee en het Zeeuwse licht. Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan van Wouter van Reek is een kunstprentenboek, uitgegeven door het Gemeentemuseum Den Haag en uitgeverij Leopold. Het Haagse museum heeft de grootste Mondriaancollectie ter wereld met als topstuk Victory Boogie Woogie dat Mondriaan in 1944 maakte en dat ook een rol speelt in het prentenboek waarin Keepvogel onze gids zal zijn.

De eerdere vijf Keepvogelverhalen van Wouter van Reek zijn inmiddels alom bekend, de site van Wouter van Reek blijft een verkenning waard: filmpjes kunnen gedownload worden van de tekenfilmserie over Keepvogel, uitgezonden door de VPRO tussen 2000 en 2007.

Keepvogel, de altijd in een rode cape gehulde loopvogel gaat nooit op stap zonder zijn trouwe hondje Tungsten. Hij vindt dingen uit en is ook nog eens naïef en heerlijk eigenwijs. In dit nieuwe verhaal gaat Keepvogel met zijn vriend Kijkvogel, die volgens een foto op de achterzijde van het boek, met zijn postuur en bril veel weg heeft van Piet Mondriaan, op zoek naar een nieuwe toekomst vol dingen die nu nog niet bestaan. Hoe doen ze dat, op zoek gaan naar wat er nog niet is? Waar zoek je dan? Kijkvogel gaat samen met zijn hondje Foxtrot op pad maar Keepvogel twijfelt aanvankelijk: Als je afwacht komt de toekomst toch vanzelf? Met zijn trouwe hondje Tungsten besluit hij Kijkvogel achterna te reizen. Ze lopen door een landschap met een molen, water en bomen maar al snel verandert het landschap, zoals ook de landschappen in het werk van Mondriaan gaandeweg veranderden. Ze komen in een stad die veel op New York lijkt, de stad waar Mondriaan vanaf 1940 woonde. Toch ook een stad, een metropool, type Tokio, met Aziatische invloeden. Het lijkt wel alsof Keepvogel en Kijkvogel weten dat de toekomst nu ten oosten van ons ligt en niet meer ten westen.

In deze stad komt de toekomst dichterbij wanneer Keepvogel en Tungsten de metro of ondergrondse trein nemen, kennismaken met de drukte, de haastige reizigers, de geluiden en lichten van de stad. Keepvogel en Tungsten raken elkaar kwijt, een zoektocht volgt. Wanneer Keepvogel een plattegrond – in Mondriaanstijl – bestudeert ziet Kijkvogel hem daar staan. 'Keepvogel? Wat doe jij hier?' zegt Kijkvogel. 'Ben je ook op zoek naar de toekomst?' 'Nee, ik zoek Tungsten,' zegt Keepvogel. 'Hij is verdwaald.' 'Honden verdwalen niet,' zegt Foxtrot, het hondje van Kijkvogel, 'Je bent zeker zelf de weg kwijt.' Hoe het verhaal allermodernst, allerwildst en allerswingendst eindigt in het museum waar Kijkvogels laatste schilderij te bewonderen valt, mag je zelf, in jouw toekomst, gaan ontdekken.

Alles in dit prentenboek ademt de sfeer en stijl van Mondriaan. Bij de boogiewoogiestijl in de pianomuziek speelt de linkerhand en zeer strak ritme terwijl de rechterhand allerlei bluesloopjes in verschillende maatvoering mag spelen. Van de eerste tot de laatste bladzijde danst de Boogie Woogie door dit kunstboek. Het verhaal begint met prenten die verwijzen naar de figuratieve periode maar al snel, via het kubisme, komen de meer abstracte schilderijen het verhaal binnen. Wouter van Reek tekent tot in detail een heel bijzonder stadsbeeld met strakke geometrische figuren en vormen in de Mondriaankleuren rood, geel en blauw (de primaire kleuren) met daarnaast zwart, wit en grijs. Zelfs de vierkante lijfjes van de hondjes zijn in Mondriaanstijl getekend. Het verhaal zelf, de wegen & omwegen, de verwondering, het thema lost and found, de filosofie, de humor en tenslotte de muziek zorgen voor de soul & blues. De verhalen over Keepvogel zijn altijd complex en toegankelijk tegelijk. Van Reek stelt filosofische vragen, zoals wat is oneindigheid, wat betekent modern zijn, kan iemand gewoon uit zichzelf modern zijn, wat mis je wanneer je niet zoekt, maar rustig thuis blijft? Of moet je blijven streven naar het moderne? Kortom een prentenboek dat niet alleen veel informatie bevat over het werk van Mondriaan maar kinderen ook aan het denken kan zetten. Op verschillende manieren kan dit prentenboek bruikbaar zijn: als gewoon kijk- of zoekboek voor de onderbouw, als voorleesboek voor kinderen vanaf een jaar of zes. In middenbouw en bovenbouw te gebruiken als introductie op het werk van Mondriaan of bij lessen over kunst, zoals de periode van figuratieve naar abstracte schilderkunst. Opvallend is dat de naam Mondriaan, behalve in de titel, niet in het verhaal voorkomt! Iedereen die met dit verhaal aan de slag gaat wil ik een tip geven: zoek op YouTube een aardig muziekje, begin de zoektocht naar de kleurrijke toekomst met een swingende Boogie Woogie!

Vanaf 17 september 2011 is de tentoonstelling Mondriaan en De Stijl te zien in het Gemeentemuseum in Den Haag. De originele prentenboekillustraties van Wouter van Reek zijn al vanaf 2 juli te zien, deze tentoonstelling zal ook eerder eindigen. Het is aan te bevelen de site van het Gemeentemuseum in de gaten te houden.

Piet Mondriaan begon als landschapschilder. Hij zocht zijn hele leven naar een nieuwe schilderkunst, de Nieuwe Beelding noemde hij dit. Zeeland, Walcheren, Domburg en Mondriaan zijn met elkaar verbonden. In het boek voor de jeugd Mondriaan voor beginners, zijn leven & werk : een kennismaking, 1995 is voor leerlingen veel informatie te vinden over de Zeeuwse periode. In september 1908 kwam hij voor het eerst in Domburg, toen al een bekende badplaats. Met een schetsboekje in zijn hand liep hij graag door de duinen en langs het strand. Tegen zonsondergang zat hij op het hoogste duin en keek naar het veranderen van het licht op de zee. Hij hield van dit Zeeuwse licht, het licht dat in Domburg anders was dan in Winterswijk waar hij een deel van zijn jeugd doorbracht. Hij kwam er jaarlijks terug en nam deel aan tentoonstellingen. In 1911 werkte hij een tijdlang in Veere. Op Walcheren ontstonden de beroemde series schilderijen van onder meer de kerktoren van Domburg, de vuurtoren van Westkapelle, duingezichten en boomstudies, waarbij de vormen steeds schematischer werden. Werken uit de serie Pier en oceaan, geïnspireerd op de paalhoofden van Domburg, bestaan uit horizontale en verticale zwarte lijntjes. Een beroemd schilderij uit de vroege periode is Molen bij zonlicht (1908) waarin hij onderzocht hoe hij het effect van zonlicht zo intens mogelijk kon laten zien. Hij beperkte zich tot rode, gele en blauwe tinten: alleen de primaire kleuren. Mondriaan zag licht als een levenskracht die hij zichtbaar wilde maken. Daarom had hij een voorkeur voor landschappen waarin het licht op een bijzondere manier te zien was. Hij werkte bijvoorbeeld bij ondergaande zon of bij maanlicht. Wereldberoemd werd het schilderij Avond; De rode boom (1908-1910). Het was wennen, niet iedereen begreep deze andere schilderkunst. 'Die man is totaal in de war', schreef een criticus. Maar de mening van anderen liet Mondriaan koud. Hij ging zijn eigen weg. 'Ik ben nooit bang, ook niet voor de duivel', schreef hij aan een kunstenares. Mondriaan vertrok in 1912 naar Parijs. Vanaf dat moment signeerde hij zijn schilderijen met Mondrian behalve zijn tekeningen van bloemen, die hoorden bij zijn verleden. Vanaf 1940 woonde hij in New York, alleen in een moderne stad kan een moderne schilder wonen, was hij van mening. Zeker New York, de stad met wolkenkrabbers, een bijzondere plattegrond-met-orde, straten met nummers, sprak hem aan. Met betrekking tot musea had hij een opvallende mening: hij wilde een ander museum. Niet de mensen op de schilderijen moesten dansen maar de bezoekers. Hij wilde het museum veranderen in een 'bar-dancing', zelf danste hij graag. De charleston en foxtrot waren in de jaren twintig moderne dansen, de bewegingen waren net zo strak en recht als de lijnen op zijn schilderijen.

Hij was een groot muziekliefhebber, hij hield van jazz-muziek. Zijn enthousiasme voor de nieuwste dansmuziek, de swingende Boogie Woogie was groot, hij verwerkte het opgewekte ritme van de Boogie Woogie in meerdere schilderijen. Hij werkte een jaar aan Broadway Boogie Woogie en verkocht dit schilderij voor 600 dollar. Het beroemde schilderij Victory Boogie Woogie is in wezen een optimistisch schilderij, een visuele overwinningsdans met een compositie in ruitvorm, een beweeglijk evenwicht. Hij heeft het niet af kunnen maken. In 1944 liep hij een longontsteking op waaraan hij binnen enkele dagen overleed in zijn geliefde stad New York.

Tot slot: Mondriaan was een bescheiden man. In 1932 schreef hij bijvoorbeeld aan een echtpaar dat een schilderij van hem had gekocht: 'Ik hoop dat het u altijd vreugde zal geven; een beetje zon en dus een beetje helderheid.'

Door de zoektocht van Keepvogel is hij gelukkig weer even onder ons.

Voor het schilderij De rode boom (1908) koos hij expressieve kleuren. De boom is rood, een kleur van passie, warmte, energie en beweging. Het blauw is koel: de kleur van de geest, helderheid, ruimte en eeuwigheid. In Keepvogel en Kijkvogel in het spoor van Mondriaan ligt Keepvogel onder deze boom over de nieuwe toekomst na te denken…
Het Zeeuws Museum in Middelburg heeft een Mondriaan in de collectie, een blauwe appelboom.



Blauwe appelboom in golvende lijnen I, ca. 1908 (olieverf op papier gezet op canvas) 27,2 x 38,4 cm. Collectie: Zeeuws Museum, aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt. Foto: Ivo Wennekes *Recensente Coosje van der Pol bespreekt dit prentenboek in het onovertroffen tijdschrift over jeugdliteratuur Leeswelp, nr. 2, 2011 Afbeeldingen: Strand bij Domburg, 1909, olie op doek, 33,5 x 43 cm /Collectie: Kröller-Müller Museum Otterloo Duin III, 1909, olie op karton, 29,5 x 39 cm / Collectie: Haags Gemeentemuseum Leestip: Mondriaans Alfabet / Bianca Stigter, 1997. Mondriaan in het Gemeentemuseum Den Haag / Hans Janssen, 2008. Mister Orange / Truus Matti, 2011. Leesboek over Mondriaan in New York voor kinderen vanaf 9 jaar. Eveneens een uitgave van uitgeverij Leopold i.s.m. het Gemeentemuseum in Den Haag. Zie ook: informatie over de Zeeuwse canon op http://www.geschiedeniszeeland.nl/, venster 43: Mondriaan in Domburg 1908-1916.