woensdag 29 december 2010

Grote Wolf & Kleine Wolf : het geluk, dat maar niet van de boom wilde vallen / Nadine Brun-Cosme


Op een morgen stond Grote Wolf op,
hij rekte en strekte zich, en zei:
‘Ik doe het!’
Zomaar. Vanuit het niets.
Alleen maar om de oogjes van Kleine Wolf te zien oplichten
.

Waarom is het mooi om onverwacht iets voor een ander te doen? Het antwoord op deze vraag vinden kinderen vanaf ca. 4 jaar in het sfeervolle prentenboek Grote Wolf & Kleine Wolf : het geluk, dat maar niet van de boom wilde vallen. Deze titel is heel vrij uit het Frans vertaald, de originele titel is: Grand Loup & Petit Loup : la petite feuille qui ne tombait pas. De Nederlandse uitgever zet met deze vertaling nadrukkelijk in op de filosofische strekking van het verhaal.
Kleine Wolf ziet in de lente een mals, sappig lichtgroen blaadje hoog in een boom hangen. Hij vraagt Grote Wolf dit voor hem te pakken, hij wil het opeten. Nog even geduld, zegt Grote Wolf, binnenkort, als de tijd rijp is, valt het vanzelf wel naar beneden. In de zomer is het blaadje wonderlijk glanzend groen. Kleine Wolf droomt dat het blaadje een spiegel is waar hij zichzelf in kan bekijken. Beetje vergezocht maar in dromen kan alles...
In de herfst lijkt het bruine blaadje zo warm en zacht dat Kleine Wolf het liefst zijn snuit ertegenaan zou wrijven. In de winter is het blaadje zwart als kool maar blijft het, als een onbereikbaar geluk voor Kleine Wolf, in de boom hangen. Tot het moment aanbreekt dat Grote Wolf zegt: 'IK DOE HET!' Zomaar. Vanuit het niets. Om de oogjes van Kleine Wolf te zien oplichten, om de glimlach. Een gevaarlijke klimpartij in de besneeuwde boom volgt. Wanneer Grote Wolf het blaadje aanraakt valt het uiteen in duizend stukjes die als een sterrenregen op Kleine Wolf neerdalen evenals het besef: het was de moeite waard, ik ben de moeite waard, Grote Wolf deed het voor mij. En ook Grote Wolf weet het, ja, het was zeker de moeite waard geweest. Wat een liefdevolle relatie wordt hier neergezet!
Zomaar iets doen om een ander plezier te doen is een heerlijk thema om met kinderen over te filosoferen. Waarom geef je een ander iets, om zelf aardig gevonden te worden of juist om iemand die jij aardig vindt een plezier te doen? Ook volwassenen stellen zich deze vraag bijna dagelijks.
Dit mooie prentenboek is een vervolg op Kleine Wolf & Grote Wolf, dat in 2010 door de Griffeljury werd bekroond met een Vlag en Wimpel. De paginagrote, kleurrijke, geschilderde en soms met potlood ingekleurde prenten van Olivier Tallec volgen lente, zomer en herfst. Toch is het vooral een warm winterboek, het merendeel van de prenten verbeeldt de avonturen in het witte landschap en in de besneeuwde en gladde boom. En het blijft maar sneeuwen, al is op de laatste bladzijde de klus geklaard en het weer opgeklaard. Tevreden overpeinzingen onder een heldere sterrenhemel, hoewel, het lijkt erop dat Kleine Wolf nu volledig door de maan geboeid wordt...
Een prentenboek met een aantrekkelijke omslag en mooie vormgeving om keer op keer te bekijken.
En lezers: DOE HET! Zomaar. Vanuit het niets. Doe het! Koop eens een mooi boek en geef dit iemand cadeau. Alleen maar om de glimlach en de sterretjes in de ogen van die ander. Zomaar!
Wie weet wordt 2011 dan een gelukkig jaar met veel mooie bladzijden om te lezen en kleurige blaadjes om elke dag te plukken.

woensdag 22 december 2010

Kerst: Kathedralen, ook van windmolens en wietplanten

Enkele jaren terug las ik in de filosofische roman Nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier een tekst die mij nu met Kerst weer, of nog steeds, aan het denken zet.
"Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb ze nodig als verzet tegen de platvloersheid van de wereld. Ik wil opkijken naar de stralende kerkramen en me laten verblinden door hun bovenaardse kleuren. Ik heb hun glans nodig… de koele stilte die er heerst, het gebiedende zwijgen… ik wil de machtige woorden van de bijbel lezen. Ik heb de magische kracht van hun poëzie nodig... maar evenzeer heb ik vrijheid nodig… en laat niemand het in zijn hoofd halen mij te dwingen tot een keuze". (uit de brief van Amadeu de Prado, vanaf p. 163).
Ook wanneer je niet gelovig bent of agnost zie je om je heen de voorbereidingen voor Kerst en wil je delen in een gevoel van saamhorigheid. Gregoriaanse muziek is welkom. Een kerstboom en kaarsjes spreken vanzelf. Licht in de duisternis. Harpmuziek. Ave Maria, In Dulci Jubilo, Magnificat. Er is bij iedereen behoefte aan een schuilplaats, een toevluchtsoord. Soms concreet in de vorm van een gebouw of een thuis met of zonder familie maar het kan evengoed een houvast zijn op religieus of spiritueel gebied. Er is bij velen onzekerheid. Het motto of de bede van de huidige tentoonstelling van Machteld van der Wijst in de Zeeuwse Bibliotheek is: Zeg mij hoe te leven : aangaande existentiële twijfel in tijden van chaos en wanhoop. En eerlijk gezegd, ik heb geen enkel antwoord, ik ga maar en ben. De Kerstviering vond plaats in het souterrain, naast deze tentoonstelling. Samen, tapas, rode rozen, blauwgroene stoeltjes, gitaarmuziek, kaarslicht, gele bankjes tegen zwarte wanden. Niet iedereen was er.
Het lijkt misschien vreemd maar terugkijkend op 2010 denk ik aan de voorstelling van de Man van la Mancha en aan Don Quichot die wilde vechten tegen windmolens omdat hij dacht dat het reuzen waren. Nee, reuzen kun je niet verslaan, if you cannot beat them you must join them is een veel beter idee. Moderne windmolens kunnen best mooi zijn, daar kunnen we iets mee. Met een goede choreografie kan op een aansprekende manier bijgedragen worden aan ruimtelijke ordening en land-art. Windwouden in het landschap, aan de Zeeuwse kust, waarom niet? En voor de spirituele zoektocht naar ordening: waarom dan ook geen kathedraal ontwerpen van windmolens? Marinus Boezem geeft ons in het Zeeuwse Kunsttijdschrift Decreet 04, (2010) prachtige tekeningen van een Windenergiekathedraal. Boezem behoort tot de eerste generatie conceptuele kunstenaars en maakt gebruik van het weer, het water en de wind. Het meest bekend van hem is de Groene Kathedraal in Flevoland. Eerder dit jaar was in de Vleeshal in Middelburg te zien hoe hij de plattegrond van de basiliek van Assisi in vogelvoer had uitgelegd, twintig witte duiven mochten deze plattegrond opeten, omhoogtillen en ‘naar het licht brengen’. Ook hier bood deze kathedraal mij het gevoel van opgenomen worden, een schuilplaats, een toevluchtsoord waar je je verbonden weet met dierbaren en familie. Toch zal iedereen dit weer anders ervaren, dat mag kunst toch teweegbrengen?
De concepten voor een Windenergiekathedraal zijn al in 2008 gemaakt. In een interview geeft Marinus Boezem aan zelf geen freak van kerken te zijn. Maar kathedralen bieden hem wel een denkkader waarbinnen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Universeel ook: vanuit een gevoel van solidariteit met de hele wereld leiden voortdurende experimenten naar een nieuw soort kunstenaarschap. Sterker nog, er zijn plannen om met behulp van mogelijkheden van de ruimtevaart ook op zoek te gaan naar toepassing van nieuwe concepten binnen een ‘ander heelal’. De toppen van de Mont-Blanc raken de sterrenhemel. Boeiend om deze concepten te blijven volgen, kunst over hogere sferen verruimt de horizon.
Spirituele ideeën komen ook van de dochter van de kunstenaar: het zou ultiem geestverruimend zijn wanneer er een kathedraal gebouwd zou kunnen worden van wietplanten… Er is onlangs iemand opgepakt die de kerstverlichting in een wietplant had opgehangen, hij vond het zelf een mooi idee, ook dit het concept geeft in ieder geval stof tot nadenken.
Bij mij in de tuin… wie wind zaait zal storm oogsten? Vergeet het maar! De reuzenplanten hebben de kerst helemaal niet gehaald. Misschien dat via de toppen wel mooie vluchten zijn gemaakt, sterrenhemels zijn bereikt en hemels zijn bestormd? Bekenden of onbekenden hebben in elk geval het licht gezien, de schuilplaats en de schoonheid van de planten ontdekt. Dus, op een stille nacht, jawel… op een heel donkere stille nacht kwamen er (on)wijzen uit het westen of oosten en die wisten wel van oogsten af. We hebben er vrede mee! Twijfel ik als agnost toch al aan alles, zelfs de reikwijdte van het gedoogbeleid in de tuin is een onzeker terrein, niet iedereen vond deze planten een goed idee.
Mijn oogst bestond uit een prachtige ‘coole’ blauwe schaar die op de tegels achtergelaten was tussen platgetrapte takken en bladeren en mij deed denken aan de concepten van de windenergiekathedraal. Een nieuw idee is ter plekke geboren: volgend jaar met Pasen kan ik de schaar gebruiken. Een plattegrond van een kathedraal uitleggen met tuinkerszaadjes is voor iedereen het proberen waard. Overzichtelijk ook, na zeven dagen kan de oogst geknipt worden.
Lucebert dichtte: 'er is alles in de wereld, het is alles'. De kunst van het leven is dat we ons hier niet bij neer moeten leggen, het is niet altijd alles, we gaan gewoon verder.
Ik wens mijn lezers een energievol 2011 toe, dat je zult vinden wat je zoekt, dat je zult oogsten wat je zaait en dat het je vooral voor de wind mag gaan.

cop. Marinus Boezem, 2008

woensdag 15 december 2010

'Het Boek van de Koningen' en de kunst van Ferdowsi's Shahnameh

In het Fitzwilliam Museum in Cambridge is een interessante tentoonstelling te zien voor wie van kleurrijke manuscripten houdt: Epic of the Persian Kings: The art of Ferdowsi’s Shahnameh. Je kunt ook thuis, via de website van het museum naar de Virtual Gallery gaan, de meer dan honderd afbeeldingen bekijken en de uitleg daarbij lezen. Ook wanneer je weinig weet van de geschiedenis van Perzië of Iran is het bekijken van de manuscripten of boekminiaturen de moeite waard. De esthetische waarde, de compositie en het kleurgebruik is heel bijzonder, het is echt genieten!
Deze belangrijke tentoonstelling verkent het monumentale artistieke legaat van een van de grootste literaire heldendichten ter wereld: het duizend jaar oude Perzische boek: Shahnameh: the Persian Book of Kings. In Europa minder bekend maar lezers van De Vliegeraar van Khaled Hosseini kwamen dit boek al tegen in het volgende citaat op bladzijde 29/30.
‘Na school kwamen Hassan en ik bij elkaar, we graaiden een boek mee en draafden een komvormige heuvel op, even ten noorden van mijn vaders landgoed…bij de ingang stond een granaatappelboom…op een zomerdag kerfde ik met een van Hassans keukenmessen onze namen in de stam: ‘Amir en Hassan, de sultans van Kabul.’ Na school klommen Hassan en ik over de takken en pikten de bloedrode granaatappels. Als we de vruchten op hadden en onze handen aan het gras hadden afgeveegd, las ik Hassan voor…verhalen die hij zelf niet kon lezen…ik las hem gedichten en verhalen voor...Hassan was vooral verslingerd aan de Shahnameh, een heldendicht uit de tiende eeuw over Perzische helden uit een ver verleden. Hij hield van alle hoofdstukken, de oude shahs, Feridoun, Zal en Rubadeh. Maar zijn lievelingsverhaal, en het mijne, was ‘Rostam en Sohrab’, de geschiedenis van de grote krijger Rostam en zijn gezwinde paard Rakhsh.’
De Shahnameh wordt gerekend tot de grootste literaire werken ter wereld. Als een venster op de wereld bevindt dit epos zich in het gezelschap van Dante’s Goddelijke Komedie en de Mahabharata van India, de stukken van Shakespeare en de heldendichten van Homerus: klassiekers die hele culturen in beeld brengen.
De dichter Abolqasem Ferdowsi (940 -1020) schreef zijn wonderbaarlijke vertelling "Het Boek van de Koningen" oorspronkelijk voor de voorvechters van de herleving van Perzische culturele
tradities na de Arabische overwinning. In 'Een karavaan uit Perzië : klassieke Perzische poëzie’ (Amsterdam, uitgeverij Bulaaq, 2002) wordt de ontstaansgeschiedenis toegelicht.
De Shahnameh, geschreven tussen 980 en 1010, is met zijn 50.000 dubbelverzen* wellicht het langste gedicht dat een Perzische dichter ooit heeft geschreven. Het vertelt het verhaal van het pre-islamitische Iran, beginnend in de mythische tijd van de schepping en voortgaand tot de Arabische invasie van de zevende eeuw. Het geheel is een mengeling van mythen, legenden en geromantiseerde geschiedenis. De omvang en psychologische diepte van het epos wordt als magnifiek geprezen; onvergetelijke momenten van nationale triomf en falen, menselijke moed en wreedheid, gelukzalige liefde en bittere smart. Een wereld van draken en slangen, wachters en koningen, gevechten en romantische taferelen, paarden en monsters, paleizen en lusthoven, list en bedrog.
Duizend jaar na de voltooiing van dit epos biedt het Fitzwilliam Museum een mooi eerbetoon aan Ferdowsi. De tentoonstelling brengt bijna honderd afbeeldingen uit overvloedig geillustreerde manuscripten die een tijdsspanne van 800 jaar overbruggen. Manuscripten uit het British Museum, the British Library en allerlei andere musea en private collections laten een artistieke traditie zien die in de westerse wereld redelijk onbekend is. Wonderbaarlijk, kleurrijk, fascinerend tot in de details. Op de site van het museum is uitvoerige informatie te vinden over Ferdowsi en over de structuur en thema’s van de Shahnameh.
Wat spreekt mij nu zo aan in de afbeeldingen? De kracht, vitaliteit, overdaad aan details. De bedoeling van de tekenaars om de toeschouwer te laten genieten en te verrijken. De sprookjesachtige schoonheid, de oosterse sfeer.
De kleuren-harmonie, de geometrische patronen, de stofversiering, de architectonische decoraties en details, natuurmotieven en het 'vreemde' perspectief. De gekalligrafeerde teksten, het ambacht en het vakmanschap. Het is geen weergave van wat optisch wordt waargenomen. Het is meer een zintuiglijke methode van voorstelling: de kunstenaar proeft de geuren van de verhalen, ziet de geluiden in zijn verbeelding, loopt om zijn onderwerp heen, raakt het aan en voelt aan hoe de compositie decoratief neergezet kan worden. De miniaturen worden uit fragmenten opgebouwd. Kortom: de kunstenaar schildert wat hij weet en niet zozeer wat hij ziet.
Men kan zich natuurlijk ook verdiepen in de symbolische en historische waarde van de afbeeldingen. Al aan het eind van de veertiende eeuw waren geïllustreerde manuscripten en boekillustraties toonaangevend in de Perzische kunst en zeer geliefd bij de shahs. Het boek werd een totaalkunstwerk, waarin tekst, ornament en afbeelding onverbrekelijk met elkaar waren verbonden. Heel graag zou je even willen bladeren in deze manuscripten maar...
Het bezoeken van de tentoonstelling, virtueel of in het echt, is een kleurrijke ervaring waar je in de donkere dagen voor Kerst zomaar blij van kan worden. Niet om het weten, wel om het mogen zien.

afbeeldingen:
1. Zal shoots a waterfowl (detail), circa 1570, Shiraz
2.Rudabeh lets down her hair to Zal, circa 1630, Esfahan

In de collectie van de Zeeuwse Bibliotheek:
-Een karavaan uit Perzië : Klassieke Perzische poëzie, 2002
-Shahnameh : the Persian Book of Kings. A new Translation by Dick Davis, Penguin Classics,
2006. De vertaler presenteert een elegante versie van proza en poëzie in de meest complete Engelstalige versie die momenteel verkrijgbaar is. Aldus de tekst op de cover.
- Perzië: dertig eeuwen Kunst & Cultuur, 2007

* Dubbelverzen: eenvoudig gezegd: hetgeen we in het Westen een zin noemen wordt in de Perzische poëzie verdeeld over twee, soms drie regels. Het volgende voorbeeld komt uit de recente Engelstalige versie. Geen strijdtonelen, geen drakenkoningen en nog geen jachttaferelen. Wel bloemen!
There is a musician at the gate with a lute; he sings very sweetly: (p. 142/143)
"My country is Mazanderan - may she
Abide forever in prosperity;
Her gardens bloom with roses all year long,
Wild hyacinths, a myriad tulips throng
Her mountain slopes; her climate's sweet and clear,
Not hot, not cold, but springtime all the year;
Her perfumed air revives the soul - it seems
Rose water rushes in het mountain streams;
In every month wild tulips can be seen
Dotting the hillsides' and the meadows' green;
Her serving girls are lovely to behold,
And there's good hunting there, and wealth, and gold."

zaterdag 4 december 2010

Leestip: Het boek van de kinderen / A.S. Byatt


The Children’s Book of Het boek van de kinderen is geen kinderboek, integendeel! Het is een duizelingwekkend en meeslepend verhaal dat begint in het Victoriaanse Engeland en eindigt in de periode net na de Eerste Wereldoorlog. Een roman die de lezer meevoert van een betoverend landgoed in Kent naar de Wereldtentoonstelling in Parijs (1900) en naar de rauwe werkelijkheid van de loopgraven van de Somme. Een roman waarin geschiedenis, kunst en literatuur in de periode 1895 tot 1918 in Engeland veel aandacht krijgt evenals de geschiedenis van de jeugdliteratuur en dan met name de kracht van sprookjes. Van de veilige, ommuurde Engelse tuin naar de meedogenloze hardheid van het echte leven, en hoe twintig totaal verschillend mensen daarmee omgaan, daar gaat ‘Het boek van de kinderen’ over.

Citaat uit de cover-tekst: Het is begin 1895. De oudste zoon van de succesvolle kinderboekenschrijfster Olive Wellwood ontdekt in de kelder van een museum in Londen de weesjongen Philip. Zij besluit hem mee te nemen naar haar uitgestrekte landgoed in Kent. Voor Philip gaat er een nieuwe, haast magische wereld open wanneer hij de kinderen, familie en vrienden van Olive ontmoet. Maar elke familie heeft haar geheimen en de vrijzinnige sfeer en de feesten die de Wellwoods organiseren verbergen meer verraad en duisternis dan Philip ooit had kunnen vermoeden.
Deze roman (753 blz.) geeft een indrukwekkend tijdsbeeld; conservatieven en gevluchte Russische anarchisten ontmoeten elkaar, de sprookjeswereld contrasteert met de strijd voor vrouwenkiesrecht en sociale hervorming, een mysterieuze Duitse poppenspeler deelt het ‘podium’ met een pottenbakkersfamilie, het College-leven in Cambridge staat naast het museum-gebeuren in Londen .
Over de inhoud vertel ik niet verder, er zijn hier en daar en her en der recensies verschenen. Niet alleen de verhalen zijn fascinerend, de boekomslag heeft een zeldzame schoonheid. Deze omslag, met blauw, goud, varens en een sieraad van ontwerper René Lalique vertelt ook iets over de artistieke en intellectuele omgeving van de hoofdpersonen.
René Jules Lalique (1860-1945) was glaskunstenaar en edelsmid. Zijn werk wordt tot de jugendstil en art deco gerekend. Flora, fauna en de vrouwelijke vormen zijn de grote inspiratiebronnen van de jugendstil, deze stroming wordt in Frankrijk ook de ‘art nouveau’ genoemd. Lalique maakte sieraden die gebaseerd zijn op de vormen van pauwen, libellen en slangen. Materialen die hij gebruikte waren glas, email, leer, hoorn (materiaal) en schelpen. Hij gaf de voorkeur aan halfedelstenen boven edelstenen, hij koos stenen op kleur, glans en vorm, niet alleen op exclusiviteit.

In Het boek van de kinderen bezoekt Tom, zoon van de schrijfster Olive Wellwood, samen met familie en vrienden, in 1900 de Wereldtentoonstelling in Parijs. Hij schrijft hierover: Ik ben op de Eiffeltoren en in het Reuzenrad geweest en heb me in de nieuwe ondergrondse spoorlijn, de Metro, gewaagd, die ingangen heeft als de ingangen van sprookjesland. Alles wordt aangedreven door elektriciteit - alles snort en zoemt - en overal twinkelen en glinsteren wouden van lichtjes (p. 324). Hij maakt kennis met de roltrappen in Parijs, de eerste dieselmotor, het nagebouwde Chinese paviljoen, dynamo's, knoflook gecombineerd met kaas, schilderkunst van Klimt en anderen. In het Rodin-paviljoen ziet hij Rodin zelf uitleg geven aan een niet al te frisse Oscar Wilde. De Wereldtentoonstelling wordt uitgebreid bezocht en uitvoerig besproken, een handige zet van A.S. Byatt. (Ook Floortje Zwigtman 'gebruikte' deze tentoonstelling als decor in 'Spiegeljongen'). De aandacht van de kunstzinnige pottenbakker Philip gaat uit naar de keramiektentoonstelling, in het bijzonder naar de nieuwe toepassingen van metaalglazuren bij vazen. Darnaast aandacht voor de jugendstil en natuurlijk voor René Lalique.
Omdat ik de boekomslag zo prachtig vind citeer ik het moment dat Tom dit sieraad ziet (p. 325-326):
Iedereen kwam dus naar de stand van Lalique. Dat was weer zo’n fantasiewoonhuis, met geplooide vitrages. In een raam met een hoge boog schoten vleermuizen van glanzende witte moiré op en neer en er was een scherm, spookachtig, verfijnd, prachtig, gemaakt van vijf naakte bronzen vrouwen met enorme skeletachtige vleugels, als de bronzen aderen op mottenvleugels, die naast en onder hen hingen. Het opvallendste getoonde stuk was een groot sieraad in de vorm van turquoise vrouwenborsten die oprezen uit de bek van een heel lange libel met een smal toelopend gouden lijf waarin op regelmatige afstanden steeds kleinere, glimmende blauwe en groene stenen gezet waren met onderaan een scherp, piepklein verguld vorkje. Het hoofd van de vrouw was bekroond met een versiering die een helm of een gesplitste scarabee of de insectenogen van het van gedaante veranderende wezen voorstelde. Aan haar schouders hingen stijve, uitlopende mouwen die tegelijkertijd de realistische vleugels van de libel waren, gemaakt van het nieuwe doorschijnende email zonder ondergrond, dooraderd met goud en bezet met ronde stukjes turkoois en kristallen. Het beest had enorme drakenklauwen, die zich aan weerszijden van het vrouwenhoofd uitstrekten aan gouden, gespierde armen. Om dit exemplaar lagen kleinere sieraden in de vorm van insecten en bloemen.
De hoofdpersonen bestuderen, met vergrootglas, de materiaalkeuze, het doorschijnende email en de variatie aan gekleurde steentjes; van bloedrood tot toermalijn.
Wie van kunstgeschiedenis houdt zal zeker genieten van het uitstapje naar de Wereldtentoonstelling in Parijs. Het boek van de kinderen werd een groot succes in Groot-Brittannië en was een finalist voor de Man Booker Prize 2009. De auteur A.S. Byatt werd in 1999 verkozen tot Dame of The British Empire. In 2010 ontving zij The James Tait Black Memorial Prize voor The Children's book. Deze academische prijs is de oudste literaire prijs in Groot-Brittannië.
Het boek van de kinderen las ik begin 2010 en nu, in december, schrijf ik er pas over. Omdat ik de omslag tijdloos mooi blijf vinden... Het toeval wil dat ook een medewerkster van de literatuurafdeling, zeg maar The Dame of De Drvkkery in Middelburg, Het boek van de kinderen verkoos tot het mooiste boek van 2010.

zaterdag 27 november 2010

Leestip: Tikken tegen de maan: 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen


Het mooiste boek van 2010 met gedichten voor kinderen is naar mijn mening ‘Tikken tegen de maan: 50 kindergedichten uit Nederland en Vlaanderen’, verzameld door Joke van Leeuwen. In opdracht van het literaire tijdschrift Ons Erfdeel stelde zij een poëziebloemlezing samen die een ‘staalkaart’ moest vormen van de poëzie èn van de illustratiekunst in Nederland en Vlaanderen. Uitgangspunt was: dichters die na 1945 debuteerden samenvoegen met nieuwe illustraties van de beste illustratoren op dit moment. Het resultaat is uniek, deze bundel verkennen 'voelt' alsof je een mooie tentoonstelling mag bezoeken...
Het begint al met de omslag die zij zelf illustreerde: gouden letters op een nachtblauwe cover en rug, een maan die aan de ene kant uitloopt in een kroontjespen, aan de andere kant in een tekenpotlood. Vervolgens diepgele schutbladen en een mooi verzorgd 'binnenwerk' met 48 gloednieuwe illustraties.
Schrijfster, dichter en beeldend kunstenaar Joke van Leeuwen koos voor gedichten met ‘net dat slagje extra erin dat ze boven het gewone uittilt: een verrassende formulering, een onverwachte hersenkronkel, een niet vast te grijpen sfeer’. Ook viel ze voor verzen die iets van het bezwerende hebben dat oude kinderliedjes kan kenmerken, die de vrijheid tonen waarmee je met taal kunt omgaan. Aangenaam verfrissende humor mocht ook een criterium zijn. Onderwerpen als dieren, herkenbare kinderervaringen en –gevoelens, genres als humor en fantasie, taalspelletjes en filosofische overwegingen vonden in dit boek voor lezers van 6 t/m 12 jaar een plek. Zware onderwerpen zoals de dood van een zusje of altijd maar ruzie raken je diep terwijl je op de volgende bladzijde verrast wordt door een lief gebedje voor een poes of een ijsbeer die zacht op het raam klopt.

De grootste aantrekkingskracht van deze bloemlezing ligt in de illustraties en hun samenspel met de gedichten. Omdat ze speciaal voor deze uitgave zijn gemaakt passen ze meestal mooi bij het gedicht in kwestie, zorgen vaak ook voor flink wat meerwaarde door een eigenzinnige interpretatie van de tekst of door toevoeging van betekenisvolle details.
Prachtig is het gedicht ‘De hand van mijn vader’ van Armand Van Assche met de daarbij horende illustratie van Ingrid Godon. Ook de illustratie van de talentvolle Kaatje Vermeire en het gedicht ‘Onder de stenen’ van Fetze Pijlman vormen een sterk geheel.
Zeeland wordt vertegenwoordigd door Annie M.G. Schmidt met het gedicht 'Koning Lariloff is ziek' en door Wim Hofman met het bekende ‘Zijn of azijn: een poëzievers’. Liever had ik een ander gedicht met een nieuwe Hofman-illustratie in zachtere kleuren gezien maar Joke van Leeuwen koos voor deze bundel twee bestaande illustraties die onlosmakelijk verbonden zijn met het gedicht zelf, zoals ook bij Geluk van Ted van Lieshout.
Johanna Kruit wordt met het mooie gedicht ‘Verveling’ sfeervol terzijde gestaan door Philip Hopman.


Verveling

We deden niets
we keken maar naar wat gebeurde
hoe auto’s wachtten langs de stoeprand
hoe regen langs de ramen zeurde
we zwaaiden zelfs niet naar de buren
van de overkant.

We deden niets van wat we konden
en wilden niets van wat we moesten
we aten zelfs geen ijs of friet
we hoefden niets
we vonden iedereen een etter
en we verveelden ons te pletter.


Het gedicht Sneeuw van Mies Bouhuys blijft leuk voor kinderen en volwassenen. Het doet mij denken aan een oud-collega, een lieve brombeer, die vaak zei: 'Koud, wat koud, hoezo koud? Wanneer de ijsberen tegen het raam kloppen en vragen of ze binnen mogen komen, dan is het pas echt koud!!!'
Deze week is er een ijsbeertweeling geboren en heeft het gesneeuwd...

Het kiezen van dichters en illustratoren heeft altijd als gevolg de vraag: waarom die wel en die niet? Met deze vraag ben ik heel blij, want nu kan ik een gedichtje, lees schietgebedje, toevoegen:

Koos Meinderts Gebed (voor God?)
Lieve God,/als u bestaat,/zorg dan dat Loes,/dat is mijn poes,/maar dat wist u al,/de operatie overleven zal.
Lieve Joke,/als u dit leest,/zorg dan dat er volgend jaar,/dat is in 2011,/maar dat wist u al,/een nieuwe bundel verschijnen zal.
Tikken tegen de maan, deel 2? Verrassende gedichten, nieuwe illustraties? Deze uitgave verdient elk jaar een nieuw deel.

Andere bloemlezingen zijn ook zeer de moeite waard. Querido's Poëziespektakel 1, 2 en 3 biedt een breed overzicht van 'nagelnieuw' werk van Vlaamse en Nederlandse dichters en illustratoren. Deel 3 heeft als titel 'Wie heeft hier met verf lopen smijten?', we zien een prachtige omslag van de uit Zeeland afkomstige Martijn van der Linden maar verwacht geen tentoonstelling of verfspektakel, de illustraties bevatten slechts drie kleuren: blauw, zwart en wit. De formule van 'Tikken tegen de maan' spreekt mij veel meer aan.

De Zeeuwse illustratrice Fleur van der Weel heeft, zo lijkt het wel, alvast een 'voorschot' op een nieuwe bundel genomen door in Middelburg tegen de maan te tikken... In het kader van de kinderboekenweek 2010 maakte zij, in opdracht van CBK Zeeland, een poster met als thema Middelburg. Een Zeeuwse 'Tikken tegen de maan' zou ook mooi zijn, we hebben geen gebrek aan talenten, toch?
Nu de maan over de stad en door de bomen schijnt kan ik poëzieliefhebbers aanraden dit boek aan te schaffen, een heel mooi cadeau voor jezelf, voor kinderen en voor wie kind wil blijven.

Fleur van der Weel, 2010

zie ook: bespreking van Tikken tegen de maan in De Leeswelp, nr. 7 door Karin Kustermans

maandag 22 november 2010

Poseidon / Hans Warren


Op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 in Middelburg is het gedicht Poseidon van de in 2001 overleden Zeeuwse schrijver en dichter Hans Warren officieel onthuld op 30 oktober 2010. Het is het zesde gedicht in de serie 'Sprekende Gevels'. Het project van de werkgroep poëzie van de Stichting Kunst- en Cultuurroute is vorig jaar juli begonnen. Het doel is om blinde muren en gevels en andere verrassende plaatsen te verfraaien met gedichten. Het thema is ‘zee en land’ en de werkgroep wil in totaal zo’n 25 gedichten in de stad plaatsen.

Vanuit historisch oogpunt is het plaatsen van het gedicht Poseidon op de hoek Brakstraat en Rotterdamsekaai een mooie keuze. Een straat tegenover het Prins Hendrikdok. Hier was oorspronkelijk de oude getijdehaven van Middelburg. Via het riviertje de Arne was er tot 1535 een open verbinding met de Noordzee, eb en vloed hoorden erbij.

POSEIDON
Ik, die aan zee geboren ben,
wil nog graag geloven, machtige Poseidon,
dat de zee onze eilanden draagt.
In de zoute wellen, diep in ’t land
offeren we, ook al wordt daar onze roeispaan
nog niet voor schepel aangezien,
en als je woedt, Poseidon Asphalios,
vastgegronde, wanneer de aarde steunt,
de golven koken, dan sidderen wij radeloos.
Bergen komen en gaan, een krater gaapt
daar waar je heiligdom verrees –
maar in de prille parelmoeren morgen
na het geweld, staat daar
onstuimig hinnikend je zoon,
het vleugelpaard Pegasos klaar.

De schrijver en dichter Hans Warren werd altijd geïnspireerd door de Oudheid en door Griekenland, zozeer dat hij al vroeg in zijn loopbaan werd afgeschilderd als ‘een Griekse God in het Zeeuwse landschap’.
In 1973 publiceerde hij een dichtbundel De Olympos’, met gedichten over de twaalf grote goden en godinnen van de Olympos. Hij wilde bewijzen dat de Griekse goden ook nu nog leven. In Middelburg kunnen voorbijgangers het gedicht Poseidon, als eerbetoon, lezen op de muur in de Brakstraat en kan men mijmeren over goden, zee en land, stormen en kabbelende golfjes, worstelen en bovenkomen. Poseidon is een gedicht dat wel wat toelichting mag hebben.

Poseidon, zijn Romeinse naam is Neptunus, was de grote zeegod die heerste over alle wateren en zeeën op aarde. Samen met Zeus en de andere goden verbleef hij op de berg Olympos, al was hij meestal te vinden in zijn schitterende onderzeese paleis en kwam hij voornamelijk naar de Olympos om met de andere goden te vergaderen.
De naam Asphalios (gever van veiligheid) is één van de vele 'functienamen' of bijnamen die aan Poseidon werd gegeven, een andere naam is Hippios (god van de paarden).
Behalve god van de zee was Poseidon ook de vader van de eerste paarden, zoals het ontembaar geachte gevleugelde paard Pegasos. Ook is hij de verwekker van aardbevingen, de ’aardschudder’, de veroorzaker van vloedgolven en zeestormen. Daarnaast houdt hij de aarde weer vast in zijn stevige armen en draagt hij haar.
Deze geduchte en grillige zeegod, die zeker door zeelieden te vriend gehouden moest worden, werd in de hele Romeinse en Griekse wereld vereerd.
Zijn beroemdste tempel, de Poseidon-tempel van Sounion, in 1976 bezocht door Hans Warren, in 2010 bezocht door mijn dochter Femke, leerlinge van 'De Nehalennia', staat afgebeeld op honderden affiches van het Griekse verkeersbureau.

In het gedicht Poseidon is het thema zee en land mooi verweven. De zoute wellen verwijst naar het feit dat Poseidon niet alleen de zee maar ook de rivieren, beken en bronnen beheerde, hij zou de bron op de Acropolis geslagen hebben.

De tegenstelling roeispaan en schepel is mooi, Hans Warren koos dit beeld omdat het gelijkuitziende voorwerpen zijn, grote graanschepels en roeispanen hebben ongeveer dezelfde vorm gehad. De schepel is een platte houten schop met lange steel om graan en aardappelen mee te scheppen of ‘om’ te zetten.

Poseidon werd veelvuldig afgebeeld, als een imposante figuur met een volle baard en een drietand die de cyclopen voor hem hadden vervaardigd. De drietand draagt hij altijd als een teken van zijn waardigheid in zijn hand. Met dit wapen, de vork met drie tanden, bedoeld ook om vissen te spietsen, deed hij de zee hoog opgolven of bracht hij die tot rust, beroerde hij de aarde en verbrijzelde hij rotsen. Wraakzuchtig was hij ook: dan sidderen wij radeloos.

De tekst eindigt met Pegasos, dit gevleugelde paard brengt een nieuw element in het gedicht. Hij overstijgt land en zee, terwijl Poseidon juist aan land en zee gebonden is. Het licht en de hogere hemelse machten hebben het donker en de aardse machten overwonnen. Pegasos staat klaar om de wagen van Eos, de dageraad, te gaan trekken, er breekt immers een nieuwe dag aan.

Hans Warren was niet alleen een kenner van de goden, hij was ook een onstuimig liefhebber van het voedsel van de goden: de vruchten van de zee.
Dat maakt de keuze voor het plaatsen van Poseidon op de zijgevel van Restaurantje Nummer 7 wel heel apart. In Geheim dagboek 1996-1998 lezen we dat hij op 14 september 1996 zelfs gegeten heeft bij No.7. Op deze dag werd in de Zeeuwse Bibliotheek de tentoonstelling geopend vanwege zijn vijfenzeventigste verjaardag. Bij de voorbereiding en opening van deze tentoonstelling waren veel medewerkers van de bibliotheek betrokken, Ronald Rijkse was de eerste spreker! Na afloop ging Hans Warren uit eten met vrienden waaronder Gerrit Komrij en Tom Lanoye.
Ik wil de goden niet verzoeken maar ik denk dat dit Hans Warren wel gelukkig had gestemd, het weten dat zijn Poseidon in Middelburg aan de gevel omgeven zou zijn door de geuren van zeevruchten, zoals coquilles, kreeft en Noordzeekrab. Misschien prikt hij zelfs een vorkje mee?
En Poseidon? Zaterdag 7 november leek het of de goden een spel speelden met de elementen. Aan de kust ontstonden plotselinge buien, bij de Brakstraat bleef het zonnig en droog. Maar... wanneer een schip te water wordt gelaten wordt het gedoopt met een fles champagne voordat het dok verlaten wordt. Niemand weet waar die middag de windvlaag vandaan kwam die de champagneglazen zachtjes optilde en zo ook hier een doop volbracht.
Volgens mij heeft Hans Warren zo bewezen dat de goden nog wervelend aanwezig zijn en zorgen zij in de toekomst voor meer beweging in Middelburg.

Bronvermelding:
Over ‘De Olympos’ van Hans Warren / Jos Versteegen, 1982
Verzamelde gedichten /Hans Warren, 2002

Dank aan Thea Everaers, Ed de Graaf en Mario Molegraaf


Poseidon is door zijn macht ook beschermheer van schepen en vissers. Oost, west, thuis, best...
Alle zeelieden een behouden vaart toegewenst!

foto's: Anke Nijsse
Gedicht Poseidon, Brakstraat 2010
Rotterdamsekaai, scheepsmasten van De Stortemelk, achtergrond de Oostkerk, 2007

zaterdag 20 november 2010

Gevelgedicht nr. 5: Ostrea


Op 11 september 2010 werd het vijfde gedicht van het project 'Sprekende Gevels', onderdeel van de Kunst- en Cultuurroute, in Middelburg onthuld.
Plaats: hoek Wagenaarstraat/Sint Jorisstraat. Thea Everaers sprak namens 'Sprekende Gevels' een welkomstwoord, er volgde een openingswoord door wethouder van cultuur Ed de Graaf.
Na de onthulling droeg Jan J.B.Kuipers zijn gedicht voor en volgde een muzikale 'omlijsting' door Anthonie van de Buuse. Een korte impressie van de onthulling is te vinden via de website van de dichter.

Jan J.B.Kuipers (Zaamslag 1953) is voor mij een beetje de 'nozem' van de Zeeuwse letteren. Als een 'easy rider' verkent hij als het ware elke binnenweg van Zeeland en doet hij verslag van zijn bevindingen. Een veelzijdig auteur: redacteur, journalist, dichter, recensent, columnist, schrijver van kinderboeken en thrillers. Een Man van Papier. Een fascinerende hoeveelheid aan onderwerpen: van oester tot stenenbikker, zilt en zoet, indianen en zeemeerminnen, vondsten in Veeere en verdronken dorpen en land, Zeeuws Licht en Zeeuws Dicht. Heel veel meer maar altijd thuis in Zeeland. In 2005/2006 was hij stadsdichter van Middelburg. In 2005 verscheen ook: Brommers, gitaren en spandoeken : vijftig jaar jong in Middelburg. Wanneer dan vijf jaar later het mooie gedicht 'Ostrea' voor 'eeuwig' als een spandoek op een Middelburgse muur is bevestigd mag deze auteur wel gelukkig zijn, dit geldt ook voor de inwoners van Middelburg en Zeeland.
Bij deze de tekst van Ostrea. Volgens de dichter zijn wij, dankzij deze gevel en de kracht van poëzie, voorlopig gespaard van de vervelende oesterziekte en het oestervirus.
Ostrea

Geleid door de groeilijn als spiraal
zweven ze langs de bodem:
duikers op zoek naar hun afrodisiacum
het hoge zinkgehalte draagt de schuld.

De tijden van de platte zijn geweest
Japanse oesters vreten verdronken dorpen
in eindeloos geduld, eeuwigdurend feest
van zilte omhelzing. Maar tussen het weke
lichaam en zijn hangcultuur wringt zich de
stadslak van fatsoen: elke oester is
gehouden
te smachten naar citroen.

Als stadsdichter schreef Jan J.B.Kuipers het gedicht Loskade 1963. Bijna dagelijks passeer ik deze plek. Ook ik was ooit jong in Zeeland en verkende, op weg naar de MMS, de binnenwegen met mijn brommertje. Mijn vader bracht vroeger suikerbieten naar de Loskade.

Loskade 1963


Toen in oktober de regen smaakte naar de
buitenkant van suikerbieten, alles grijs en nat
volgens de regels was; naar het Balkengat
de reeppont ging met levend Licht uit de fabriek.

Waar in de jachthaven zonder jachten je
verzoop of gered werd door één woord
uit het Tehuis voor Werkende Meisjes,
waar luidkeels gebeden zijn verhoord.

Johny & The Blue Jeans trokken blue Jeans aan.
Lang voor het Europese Monumentenjaar legde nog
één coaster aan, er gingen aardappels aan boord

voor overzee. Dat was een overwinningsdag :
fier keek je naar het zuiden, waar de zee
en het verfoeide Vlissingen lag.

--------------------------------------------------------
Jan J.B. Kuipers
Stadsdichter Middelburg 2005

Foto's: Anke Nijsse
Wordt vervolgd.

woensdag 17 november 2010

Leestip: De rest is stilte / Carla Guelfenbein

‘Wauw, wat een aangrijpend en ontroerend boek’. Deze reactie staat op de omslag van De rest is stilte, een roman van de Chileense schrijfster Carla Guelfenbein (Santiago, 1959) en uitgegeven door Ailantus. De rest is stilte is haar derde roman en stond maandenlang op de bestsellerslijsten in Chili. Haar boeken verschijnen in dertien landen. De omslag doet misschien niet direct vermoeden dat men een prachtig boek in handen heeft, blijkens reacties van lezers. Dit maakt de verrassing groter, deze gevoelige roman is echt een aanrader!
De twaalfjarige Tommy lijdt aan een hartkwaal, mag zich niet al te veel inspannen. Hij heeft een obsessie voor het afluisteren van gesprekken die hij opneemt met zijn mp3-speler. Woorden zijn als pijlen. Ze komen en gaan, verwonden en doden, net als in oorlogen. Tommy tracht de onzichtbare orde van de dingen op te nemen. Wanneer hij tijdens een bruiloft onder de tafel kruipt hoort hij voor het eerst over de joodse afkomst en zelfmoord van zijn moeder. Dit is voor hem het begin van zijn onderzoek “tien ontdekkingen over de dood van mijn moeder”. Ieder gezinslid heeft zijn eigen eenzaamheid en een eigen geheim. Stiefmoeder Alma heeft een affaire, vader Juan vertelt niet altijd de waarheid, zelfs niet wanneer hij als chirurg een jonge patiënt verliest die aan dezelfde hartkwaal leed als zijn eigen zoon Tommy.
De roman eindigt dramatisch en tegelijkertijd hoopvol.
Deze Chileense schrijfster is een meesterlijk vertelster en een goede stiliste. De roman bestaat uit 54 korte hoofstukjes waarin de drie hoofdpersonen Tommy, Alma en Juan om de beurt hun verhaal vertellen, o.a. door gebruik te maken van flash-backs. De echo van het thema Stilte is overal hoorbaar in deze verhalen. De stiltes van Juan zijn zwart, terwijl witte stiltes vol zijn van licht. Het zwijgen en verzwijgen zijn 'oorverdovend' aanwezig. De personale vertelvorm zorgt ervoor dat het verhaal spannend blijft: de lezer weet tijdens het lezen namelijk steeds net ietsje meer over de gevoelens en drijfveren van de hoofdpersonen zelf, heeft een beter overzicht en houdt de adem in..
De roman zit heel slim in elkaar. Identificatie met een hoofdpersoon wordt leuk lastig. Het is echter de stem van Tommy die, met zijn vertederende, maar ook ontnuchterend realistische kijk op de wereld, de meeste indruk maakt. Zijn eenzaamheid is echter onbegrenst: Het is niet mijn schuld dat je me niet gezien hebt. Ik heb me niet verstopt. Ik zat hier gewoon.

De stijl is beheerst, het taalgebruik is sober, soms een beetje poëtisch. De schrijfster gebruikt mooie metaforen. Sfeerbeschrijvingen in deze roman zijn duidelijk anders dan die in de romans van de Chileense Isabel Allende, hoewel… De beschrijving van het grote huis en de tuin van zijn grootvader en de vrijlating van kolibries, goudfazanten, pauwen en andere vogels uit de volière komt wel een beetje in de buurt. De stem van Tommy: je zou kunnen zeggen dat ze wachten tot ze de deur zien opengaan. Deze zin is terug te vinden in het ontwerp van de boekomslag.
Carla Guelfenbein, geboren in Santiago, 1959, verhuisde in 1976 naar Engeland vanwege het
regime van Augusto Pinochet. In Essex studeerde zij biologie en design. Ze woont nu weer in haar Chileense thuisland, waar ze werkte als artdirector en moderedacteur voor het tijdschrift
Elle, totdat ze besloot zich fulltime op het schrijversschap te richten.
Guelfenbeins tweede roman (De vrouw van mijn leven, 2006) werd in Chili tot Boek van Het Jaar 2005 gekozen.
De rest is stilte is een aanrader voor een breed publiek en zeker ook voor leeskringen. Tijdens een bijeenkomst van De Literatuurfabriek in Middelburg vertelde een lezeres dat ze echt tot tranen toe was geroerd door deze roman. Dit gegeven zegt iets over de lezeres maar vooral iets over een schrijfster die met deze roman wereldwijd veel lezers weet te ontroeren.
De romans van Carla Guelfenbein verschijnen in dertien landen, het is leuk om de verschillende covers via Google op te zoeken. Een boekomslag is niet onbelangrijk, uitgevers zijn steeds op zoek naar nieuwe vormgeving want stilstand is achteruitgang.
Wat boekpromotie betreft kunnen wij weer even vooruit met De rest is stilte, een roman om stil van te zijn.

donderdag 11 november 2010

Mispels, zo mooi!


In mijn tuin staan twee mispelbomen, ooit gekocht en geplant naar aanleiding van een wandeling bij het landgoed Ter Hooge waar een rijtje van deze bomen onderdeel uitmaken van het landschapsschoon. Een fascinerende boom, ongeveer 4,5 meter hoog, die voor veel tuinplezier zorgt.
Over de geschiedenis van de mispelboom of mispelaar valt veel te vertellen. Afkomstig uit West- Azië vond deze fruitboom via de Grieken en Romeinen een weg naar West-Europa waar de vruchten gewaardeerd werden als leveranciers van vitamine C. In de Middeleeuwen werd de boom in Nederland in kloostertuinen aangeplant.
Linnaeus gaf de mispel de Latijnse naam Mespilus germanica, hij dacht dat de boom in Duitsland autochtoon was omdat deze daar veel verwilderd voorkwam in de bossen.
De Mespilus germanica behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae). Mespilus komt van het Grieks mesos (helft/ midden) en pilos (bol), verwijzend naar de vorm van de vrucht, een halve bol.

Waarom vind ik de mispelboom zo bijzonder mooi?
Omdat hij van nature heerlijk dwars is, geen rechte stam heeft, grillig zijn groei bepaalt en gewoon een beetje scheef hangt.
In de lente bloeit hij lief: wit-roze bloemen sieren de mispeltakken, ze ruiken heerlijk. In de zomer wacht hij zonnig op wat komt terwijl de donkergroene bladeren, zacht als vilt of heel fijne lamswol, de vruchtjes in hun groei beschermen. In de herfst, eind oktober, begin november, is de boom op zijn mooist. Het blad kleurt in allerlei tinten bruin en geel. Rond de tijd van Halloween is het zelfs een beetje eng in de tuin: de vruchten vermommen zich als duiveltjes die met bronskleurige wangen de bladeren laten ritselen. Als je door de tuin loopt voel je dat de gezichtjes jou blijven volgen.

Meestal worden mispels pas na de eerste nachtvorst geoogst, de vorst zorgt ervoor dat het vruchtvlees zacht wordt. Na de pluk kunnen ze verder narijpen. Ook dan zijn de mispels nog prachtig, buiten in kleine veilingkistjes of binnen op schalen die passen bij de kleuren van de vruchten, dat is soms even zoeken.
Zelfs als het gistingsproces verder gaat blijven ze mooi, er verschijnen dan kleine parelende druppeltjes op de schil die aangeven dat de vrucht overrijp is en snel rot zal zijn.
Sommige mensen eten graag mispels vanwege de lekkere zoetzure smaak, anderen maken er jam, gelei of moes van. Ik kijk er alleen naar, dat vind ik al mooi genoeg. En wie ze hebben wil die mag ze komen halen.

Het gezegde ‘zo rot als een mispel’ is algemeen bekend. Vaak wordt deze uitspraak gecombineerd met één of meerdere personen en ook niet zelden met de gehele mensheid die in allerlei opzichten nogal grillig kan zijn. Er is echter ook een bijna vergeten gezegde: “Met geld en stro rijpen de mispels”. Het was namelijk een gebruik om mispels droog, liggend op stro te bewaren. Dit oude gezegde betekent dan ook zoveel als: met wat geduld zal alles heus wel goed komen!
Vandaag hangen ze nog in de boom, even wachten op de vorst (of een nachtje diepvries...) en als ze er vannacht niet afgewaaid zijn komt het wel goed.
Foto's: Anke Nijsse, 7 november 2010
Mispels worden af en toe afgebeeld op schilderijen, o.a. door Adriaen Coorte. Wel mooi maar aan de donkere kant. Hieronder enkele andere voorbeelden.


Henk Helmantel Romeins glas met mispels

Willie Berkers Blauw kannetje met mispels

zondag 7 november 2010

Zeeuwse Boekenprijs voor Floortje Zwigtman


De Zeeuwse Boekenprijs 2010 is gewonnen door Floortje Zwigtman. Zij kreeg de prijs voor haar ruim 600 pagina’s tellende roman Spiegeljongen, waarmee ze haar trilogie ‘Een groene bloem’ heeft voltooid. Eerder verschenen Schijnbewegingen (2005, winnaar Gouden Uil Jeugdliteratuur en Gouden Zoen 2006) en Tegenspel (2007).
Spiegeljongen is het aangrijpende laatste deel, een kleurrijke reis die Adrian Mayfield en Vincent Farley vanuit Londen naar Parijs voert en hen uiteindelijk confronteert met datgene waar ze altijd voor gevlucht zijn: zichzelf.

Floortje Zwigtman (pseudoniem van Andrea Oostdijk, Terneuzen, 1974) wordt gezien als een vrouwelijke Charles Dickens. Op uitzonderlijke wijze vertelt ze over het leven in Londen in de Victoriaanse tijd, de periode van de beroemde Oscar Wilde die leefde van 1854 tot 1900. Zij beschrijft alles heel gedetailleerd, de lezer ziet, ruikt en hoort bijna het straatbeeld van het ‘wilde’ Londen van die tijd. Door zo te schrijven, met aandacht voor alle zintuigen wordt de lezer vanzelf meegesleept in het verhaal. Londen was toen echt het centrum van de wereld en verschafte het spanningsveld van een tijd die ouderwets en streng, en toch ook weer heel modern was. Veel moderner dan mensen denken, in 1870 was rolschaatsen zelfs een grote rage en werd het dagelijks nieuws al heel snel via telegraaflijnen verspreid.
De korte roman The Picture of Dorian Gray (1890) en het levensverhaal van Oscar Wilde hebben haar altijd gefascineerd, iemand die op zo’n flamboyante wijze afweek van het gemiddelde, is natuurlijk een prachtig personage. In de trilogie wordt veel aandacht besteed aan de uiteenlopende visies op homoseksualiteit die aan het einde van de negentiende eeuw gangbaar waren. Zeldzaam openhartig worden de (homo)seksuele ervaringen van de hoofdpersonen beschreven.
Voor het schrijven van deze trilogie, die ruim 1600 bladzijden telt, heeft zij enorm veel research verricht. Aanvankelijk in de Zeeuwse Bibliotheek en de Koninklijke Bibliotheek maar al snel in Engeland waar, om een leuk voorbeeld te noemen, een catalogus van Harrods uit 1895 een dankbare bron van informatie vormde omdat bij Harrods in principe alles verkrijgbaar was. Als je een olifant wilde, kon je die daar bestellen. Specialistische informatie was ook via internet te vinden en in allerlei databanken. Een reisgids voor Parijs, 1895, gaf beschrijvingen van hotels, adresjes waar je kon eten en wat je dan at. En het Louvre kwam bij wijze van spreken schilderij voor schilderij aan bod. Wat in de kunst van die tijd en in de subcultuur van de purperen hofhouding (de groep van intellectuele vrienden rond Oscar Wilde) belangrijk was komt de lezer via personages als Vincent Farley, en Augustus Trops te weten. Farley is een kunstenaar maar Trops is een voorbeeld van de decadente tijd en toch is hij een goedzak. Via het meisje Imogen zien we hoe de rijkere kinderen werden opgevoed. In Spiegeljongen komen we via de sinistere travestiet lady Kinderly en Paul McBride, een Amerikaanse journalist met een voorkeur voor ‘bittere eindes’ van alles te weten over het onderwerp (en subplot) kinderhandel en pedofilie. Maar eigenlijk is elk personage in de trilogie een bron van informatie, van kroegbaas tot pooier, van vriendin tot vriend, van heilsoldaat tot prostituee.
Floortje Zwigtman heeft bij het schrijven geen bepaalde lezersgroep voor ogen, ze schrijft de boeken die ze zelf zou willen lezen. In de praktijk, bij boekhandels en bibliotheken wordt de trilogie veelal bij boeken voor jongeren geplaats, de cross-over books. De lezers zijn leerlingen vanaf de bovenbouw in het voortgezet onderwijs tot tachtigjarigen. Vertalingen in het Duits en Deens getuigen van grote waardering buiten Nederland, de Duitse vertaling van Schijnbewegingen werd in 2009 zelfs genomineerd voor de Duitse Staatsprijs voor jeugdliteratuur.

Deze brede waardering voor ‘onze’ Zeeuwse schrijfster wordt mooi verwoord in een recensie van Jürgen Peeters in het tijdschrift De Leeswelp (2010, nr. 3, p.116/117):
De trilogie ‘Een groene bloem’ getuigt van diepmenselijke inzichten in de psyche en het ruime scala aan verborgen en verdrongen verlangens dat ons drijft. ‘Spiegeljongen’ leest als een bijzonder pleidooi om eigen keuzes te maken, trouw te blijven aan jezelf en vormt zo een krachtige en waardige afsluiter. Een trilogie als een huzarenstukje, dat zonder enige twijfel een ereplaats verdient in de annalen van de adolescentenliteratuur. ‘Een groene bloem’ is een van die zeldzame stilistische en inhoudelijke pareltjes, een kleurrijk en intrigerend patchwork dat totale overgave van de lezer vraagt. Zonder concessies te doen aan de doelgroep, zonder te moraliseren en zonder in storende gemeenplaatsen te vervallen, biedt ze zowel adolescenten als volwassenen een boeiend, levensecht en universeel portret van een adolescent op weg naar volwassenheid.’
In april 2010 kondigde Floortje Zwigtman plannen aan voor het schrijven van een reisgids over het Londen van Adrian Mayfield. Waar kun je nu nog de sfeer van zijn tijd opsnuiven, waar kun je een biertje drinken als in The King’s Arms, wat waren de beste winkelstraten anno 1895?
Een mooi vooruitzicht, we laten ons graag opnieuw meenemen op een prachtig reisavontuur.

Wie op de hoogte wil blijven kan informatie vinden op de site van Floortje Zwigtman en haar volgen via Hyves.

Tenslotte:
Mijn dochter en ik hebben deze trilogie 'verslonden', we want more!
Bronnen: Bibliotheekblad, nr. 9, 2009
Leesgoed, nr. 5 , 2009
De Leeswelp, nr. 3, 2010

donderdag 4 november 2010

Zeeuws natuurlijk, in elke punt en komma. Of toch niet?

Welke argumenten zijn voor de jury van doorslaggevend gewicht voor de keuze van het winnende boek van de Zeeuwse Boekenprijs? Ieder jaar is er voor en na de prijsuitreiking volop deining en discussie. Dit maakt het leuk en interessant om het fenomeen Zeeuwse Boekenprijs te volgen. En, met alle respect voor de jury en de genomineerden, ik wil eens proberen die ‘deining’ te verkennen. Op het moment dat ik dit schrijf is de winnaar van 2010 nog niet bekend, dat is voor deze verkenning ook niet echt belangrijk.

Vrijdag 8 oktober werden de vijf genomineerde titels en enkele juryleden aan het publiek ‘gepresenteerd’ in een uitzending van Leescafé Live in de Zeeuwse Bibliotheek. De jury geeft aan dat ze zich tot doel stelt het meest waardevolle boek te kiezen en tekent daarbij aan dat er een brede opvatting gehanteerd wordt over wat Zeeuws is. Alleen ‘erfgoed’ is een te smalle basis, het mag over Zeeland gaan, de auteur mag ook alleen in Zeeland zijn geboren en over andere onderwerpen publiceren. Tijdens het programma vertellen de juryleden voorzichtig iets over de vijf kanshebbers:
1. Het kraaien van de haan – Piet Meeuse (De Bezige Bij)
Een zeer originele roman die de levensloop van Jezus in een totaal nieuw licht zet. Een fantastische reis door de tijd met hilarische en absurde ontdekkingen. Een roman die de verhouding mythe en werkelijkheid op scherp zet.
2. Veranderend getij – Marcel Metze (Balans)
Kritisch boek over Rijkswaterstaat waarin onderzoeksjournalist Marcel Metze ‘van binnenuit’ het proces van een reorganisatie weergeeft. Staaltje top-journalistiek over een machtsstrijd.
3. Spiegeljongen – Floortje Zwigtman
Meeslepende historische jeugdroman die ook door volwassenen hoog gewaardeerd wordt. Na ‘Schijnbewegingen’ en ‘Tegenspel’ het laatste deel van de trilogie ‘Een groene bloem’. Een spannende, bijna filmische en gedetailleerde beschrijving van het leven van de 17-jarige homoseksuele Adrian Mayfield in Londen in de tijd van Oscar Wilde.
4. Een pion voor een dame – Antheun Janse (Balans)
Biografie over Jacoba van Beieren (1401-1436), de laatste gravin van Holland en Zeeland voor de Bourgondiërs. Een vorstin die viermaal trouwde, een beetje 'stout' was, diverse oorlogen voerde en uiteindelijk jong en tragisch aan haar einde kwam. Indrukwekkend, goed geschreven, heel leesbaar en interessant vanwege de vele details.
5. Dorsvloer vol confetti – Franca Treur (Prometheus)
Roman waarin, door de ogen van de twaalfjarige Katelijne, een liefdevol portret wordt geschetst van een orthodoxe Zeeuwse familie met een geheel eigen vertelcultuur. Een overweldigend debuut met prachtig taalgebruik en een mooie sfeertekening van het Walcherse platteland.

Uniek in de geschiedenis van de boekenprijzen is het feit dat Dorsvloer vol confetti tevens genomineerd is voor de Jan Bruijnprijs: de prijs voor het meest Zeeuwse boek over een Zeeuws onderwerp. De andere kanshebber hiervoor is het stripboek Zeeland van Nehalennia tot Westerscheldetunnel : 2000 jaar geschiedenis in strip met tekeningen van Danker Jan Oreel en tekst van Jan Zwemer (Het Paard van Troje), volgens de jury een heel bijzonder uitgave.

Waar is nu elk jaar weer discussie over? Wanneer de jury zelf aangeeft het meest waardevolle boek te kiezen, ligt de vraag voor wie dan wel voor de hand? Alle titels hebben een grote waarde voor een bepaalde doelgroep, het kan ook gewoon voor niet-Zeeuwen waardevol zijn. De jury gaat de keuze elk jaar ook weer netjes uitleggen, kiest soms verrassend voor winnaars die niemand had verwacht. In 2006 won de in Zeeland geboren schrijfster Carolijn Visser met Miss Concordia : vrouwen in den vreemde de boekenprijs. Met als gevolg grappige narrige reacties zoals: die vrouwen in den vreemde waren niet eens van Zeeuwse komaf.

De meeste discussie blijft zich echter concentreren rond de verwarrende term Zeeuwse Boekenprijs. Wat is een Zeeuws boek? Of is het een Zeeuwse prijs voor een boek? Het blijft wringen. Dat de gezamenlijke Zeeuwse Boekverkopers van 3 t/m 13 november de 'Week van het Zeeuwse Boek' organiseren is een prettige bijkomstigheid. Volgend jaar zal de discussie weer zo zijn en dat is m.i. jammer voor het imago van de prijs. Hoe leg je uit dat het onderwerp ook niet-Zeeuws kan zijn? We hebben de Zeeuwse Vlag, de ‘Smaek van Zeeland’, de Zeeuwse Vlegel, de Zeeuwse Belofte, Zeeuwse sieraden en wat niet al, toch hoeven de ingrediënten van de genomineerde boeken niet Zeeuws of streekeigen te zijn.
In een leuke column in de PZC (15 september) werd voorgesteld om de prijs maar toe te kennen aan De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell. Een verhaal over de belevenissen van de Domburgse klerk Jacob de Zoet op een VOC-post bij Japan. Dit verhaal zou de enige mogelijke winnaar zijn, ware het niet dat vertalingen uit het Engels nu niet mee mogen doen. Wie weet worden de reglementen veranderd, we zullen zien, ik heb geen glazen bol.
De journalist die in de boekenrubriek van de PZC drie titels besprak gebruikte ook verwijzingen naar het Zeeuwse gehalte: En Zeeuws natuurlijk, in elke punt en komma. Of: de link met Zeeland is … aan de dunne kant. Of: een piekje in het Zeeuwse land der letteren van afgelopen jaar.

Misschien is de tijd rijp om het concept Zeeuwse Boekenprijs te veranderen. Dit zou kunnen door het instellen van soortgelijke Provinciale culturele en literaire prijzen. Op deze manier kunnen Zeeuwse auteurs die ‘wereldwijd werken’ ook Zeeuws geëerd worden. Ik begeef me hiermee op gevaarlijk en onbekend terrein, misschien bestaan die prijzen allang, maar als hoofdprijs een verguld Zeeuws paspoort lijkt me wel een idee. Een mooie Zeeuwse Knoop kan ook!
Een aparte prijs voor fictie en non-fictie, poëzie en jeugdliteratuur zou het overwegen waard kunnen zijn.

Zeeuws Knoopje zou het toch logisch vinden dat een Zeeuwse Boekenprijs gaat naar een boek over een Zeeuws onderwerp. Een keuze tussen Een pion voor een dame en Dorsvloer vol confetti ligt dan dit jaar voor de hand. Een pion voor een dame, geschreven door een universitair docent middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit Leiden, vult een hiaat in de Zeeuwse geschiedschrijving. Erudiet, met zestig bladzijden voetnoten, bronnen en literatuur interessant voor geschiedenisliefhebbers. Mijn favoriet zou Dorsvloer vol confetti zijn, een roman die met liefde de Zeeuwse identiteit ter sprake brengt en, naar ik mag ik hopen, bijdraagt aan vernieuwing van deze identiteit. Tegelijkertijd gun ik Floortje Zwigtman ook de hoofdprijs, wat een leesplezier verschaft zij ons al jaren... Wanneer een Zeeuwse vrouw in den vreemde gaat, 19de eeuws Londen, levert dat spannende verhalen op!
Vrijdag 5 november vindt de prijsuitreiking plaats. Op uitnodiging, dat is een beetje jammer voor Zeeuwen, zoal ik dus, die er niet bij kunnen zijn. En 2011? Een boekenfestival met muziek, allerlei boekenmarkten, gevel-gedichten, lezingen, prijsuitreikingen, boek-verfilmingen, voorleessessies, documentaires, ontmoetingen met en activiteiten rondom Zeeuwse schrijvers zou veel leuker zijn. Een bruisende meerdaagse Manuscripta in Middelburg? Volop discussie, debat en beweging. Waarom niet? Scoop, grijp je kans en ga dit onderzoeken! Ik ken wel een gebouw met vier verdiepingen draagvlak.
En de boekenprijs? Zou het een ramp zijn wanneer we dan eens kiezen voor letterlijk het zwaarste boek, de titel die het meeste gewicht in de schaal legt?

zondag 31 oktober 2010

Herfst & weemoed huppelen over het picknickkleed




Voor wie ik liefheb wil ik schrijven, met dit motto begon ik vanaf maart af en toe iets te vertellen.
Tijd voor een bloemetje, een dahlia uit eigen tuin, en twee gedichtjes die ik dit jaar tegenkwam en met jullie wil delen.
Het regent zachtjes vandaag. In de herfst kunnen we ons soms gevangen voelen in webben van weemoed die om ons heen hangen. Bladeren verkleuren, ik verf mijn haar kastanjebruin ook al weet ik dat…
We gaan gewoon door, plukken mispels, rapen appeltjes, zoeken paddenstoelen, stoven peertjes en nog veel meer. We snoeien, kloven, hakken en stapelen het hout voor vuurkorf en open haard.
We halen wijn in huis, merlots met namen als Stormhoek, Welmoed en andere Vonkelwynen, we heffen het glas op de seizoenen, we zijn er nog, dat wel! De hemel willen we later ontdekken, we hebben geen haast. We hebben leeftijd, maar geen ouderdom.

Uit de bloemlezing van Gerrit Komrij: De 21ste eeuw in 185 gedichten, De Bezige Bij, 2010 het volgende gedicht van D. Troch:

You didn’t feel it coming

We hebben leeftijd, maar geen ouderdom.
het deken uit de picknickmand spreiden wij
achteloos in het gras. wij ontkurken wijn,

snijden het brood met vaste hand, voelen ons
vrij en blazen bloemblaadjes weg die rondom
ons dwarrelen, dreigen in een glas te vallen

ons leven lijkt nog op een tekenfilm tafereel:
sprinkhanenconcert, bordkartonnen setting.
Wij kunnen wachten tot de avond komt.


Het andere gedichtje is van de Vlaamse dichter H. Van Herrenweghen en te vinden in de bundel Webben & wargaren, 2009

Beklaag niet de stokoude man,
Die op de stoep, zo snel hij kan,
de zolen schuifelt een voor een,
om tussen voet en voet te wachten
tot hij weer klaar is met een been.
Hij huppelt in gedachten.

Dus, lieve lezers, vul in de herfst een picknickmand en huppel zo de winter in, misschien blijft het nog even zomer.
Zomaar wat plaatjes uit een boek dat al jaren in mijn boekenkast staat. De schoonheid van de dahlia & de weemoed van oudere boeken ineen. Althans, zo voel ik dat.

dinsdag 26 oktober 2010

De beklimming van een schoorsteen bij Poortvliet


Ik heb het overleefd, spannend was het wel, ik ben echt bang geweest! Zaterdag 23 oktober was er een inloop- en klimfeestje in de buurt van Poortvliet. Op eigen risico mocht je daar een schoorsteen beklimmen want de eigenaar gunde anderen ook een mooi uitzicht. Onderweg had ik al zo’n vreemd gevoel, het landschap met verlichte kassencomplexen onderweg had iets surrealistisch, de Oesterdam bood spannende vergezichten met dreigende luchten en even later zag ik zomaar een veldje bloeiende zonnebloemen op het eiland Tholen, eind oktober, zeg nou zelf, eigenaardig toch? Onderweg vroeg ik me af of ik wel voor die schoorsteen op weg was of misschien ook, eerlijk gezegd, om de eigenaar te ontmoeten, een beroemde Zeeuw waar ik torenhoog tegen op kijk. Was ik eigenlijk niet een beetje een voyeur? Vroeger op school nam je voor een jarige meester altijd een cadeautje mee, ik had een prentje meegenomen, niet eens zelf getekend, gratis gekregen ook nog, en ik was bang dat hij die afbeelding al lang aan de muur had hangen.


De reden van het feestje was het honderdjarig bestaan van Stoomgemaal Oosterschelde. De schoorsteen is in het verleden bijna gesloopt, twee keer was het kantje boord en de huidige eigenaar zag het verval met lede ogen aan. Restauratie van de enige schoorsteen in Nederland die in het water is gebouwd volgde.

Bezoekers mochten de klim wagen, mits het weer het toe zou laten. Het waaide wel aardig, 6 of 7 Beaufort, en het regende ook een beetje.
Ik heb de klim gewaagd, met bonzend hart naar boven, knikkende knieën en koude handen, als een mak schaap achter de eigenaar aan die mij dit mooie uitzicht zo gunde. Het was zoeken naar houvast, Mister Panic zat me op de hielen, wilde me inhalen, dat lukt hem wel meer, maar mijn Panama Jacks stonden vandaag stevig op de laddertjes. Vijfentwintig meter omhoog en het is gelukt! Tranen over mijn wangen van de wind, mijn neus begon spontaan te lopen en ik was bang dat mijn bril en camera zouden gaan vliegen, de foto's worden vast zo scheef als wat! Daarboven is het uitzicht adembenemend! Je weet niet wat je meemaakt, je ziet het landschap, de schapen, de Oosterschelde, vogels, de dijk, huisjes, je weet dat er beneden hospeejen of strekgos groeit al zie je dat van bovenaf niet staan. En, al weet ik dat dit vreemd klinkt, je voelt je gedragen door duizenden boeken. Tegelijkertijd voel je die schoorsteen heel zachtjes schommelen en zwiepen, de grond onder je voeten beweegt en je weet het niet helemaal zeker… je had nog zoveel plannen met je leven… En schreef die eigenaar niet heel erg vaak over rampen? Er zit in die
vijf minuten daar boven op de schoorsteen veel turbulentie onder mijn dakpannetjes. Ik wil het einde nog lezen van het o zo mooie De grote zaal al weet ik wel hoe dat 'afloopt', ik moet nog boodschappen doen en ik wil vanmiddag naar de finissage van In Vogelvlucht in de Vleeshal...

Terug naar beneden was een makkie, ik heb nog een poosje staan natrillen en zo onopvallend mogelijk de snot van m'n leren jas afgeveegd. Er werd een fles ontkurkt, het drankje deed wonderen. En zo hard waaide het nou ook weer niet, soms waait het honderd keer harder, de schoorsteen heeft een bepaalde elasticiteit, niks aan de hand.

Ik heb boven wèl een stoeltje zien staan, hier zit de schrijver af en toe te genieten van het uitzicht en inspiratie op te doen voor nieuwe boeken, zijn volgende boek gaat kilo's wegen, telt 656 bladzijden en gaat vooral over de watersnoodramp...
Op een heerlijk zacht bankje heb ik gekeken naar een interessante dia-presentatie over de geschiedenis van het stoomgemaal en over het restauratieproces van de schoorsteen. In 1951 heeft het Loodswezen er zelfs een lantaarn in aangebracht, als lichtbaken voor de scheepvaart. Het was de redding van de schoorsteen, die anders zou zijn gesloopt. In 1986 werd het licht gedoofd en uiteindelijk wist de Bond Heemschut de sloop van dit stukje industrieel erfgoed te voorkomen. Er is deze zaterdag volop belangstelling voor het vakmanschap, allemaal aardige mensen lopen in en uit. Het voelt alsof je daar bij Poortvliet je handen & ziel mag verwarmen bij een ouderwets kacheltje. Ik weet dat er door een Zeeuwse dichteres twee mooie gedichten over het stoomgemaal zijn geschreven, het boekje waar deze instaan had ik in mijn jaszak mee naar boven genomen, als ik naar beneden zou storten… dan wel graag omringd door poëzie. Nu ik dit schrijf weet ik dat de dichteres een gelegenheidsvers voor de eigenaar en zijn medevierders heeft geschreven, ik hoop dat zij dit in de toekomst wil publiceren. De laatste twee regels luiden:
Wat is zal zijn, wat was zal blijven
Ook dit Gemaal : het overleeft ons wel.

Die middag zal de eigenaar de pijp nog eenmaal laten roken, samen met een vriend, een voormalig brandweerman, steekt hij de rookpotten aan. Ik heb het niet gezien maar ik stel me zo voor dat ze als twee kwajongens in dat piepkleine hokje boven met dat vuurwerk hebben zitten spelen. Ze zullen daarna, toen de rook om hun hoofd was verdwenen, het glas geheven hebben. Zelf was ik allang weer in Middelburg waar het heel hard regende.

Trots op een boei & een baken.

Het Gemaal overleeft ons wel en Zeeuws Knoopje heeft de beklimming overleefd.

In mijn tuin bloeit Zeeuws Knoopje gewoon door in de herfst.

De geciteerde dichtregels komen uit het gelegenheidsvers, geschreven door Johanna Kruit
Hospeejen/strekgos: de angst van de landarbeiders want deze grassoort wortelt heel diep
Foto's: de toren : zie website geschiedenisinzeeland.nl Andere foto's, ook die 'historisch' juiste scheve foto: Zeeuws Knoopje

maandag 25 oktober 2010

Leestip: De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet / David Mitchell

Oost, west… Na een lange reis keert Jacob de Zoet op maandag 3 november 1817 terug naar Zeeland. Ruim zeventien jaar heeft hij gewerkt op Deshima, een Nederlands eilandje bij Japan, en aan het einde van deze originele historische roman reist hij via Rotterdam, met een beurtschip naar Veere, waar niemand de weergekeerde Domburger herkent. Per rijtuig is het maar een halfuurtje naar Vrouwenpolder, maar Jacob gaat liever lopen alvorens hij aanklopt bij zijn zuster Geertje. De zondag daarop beluistert hij alweer een preek in de kerk van Domburg. En al snel rijdt naar Middelburg voor ontmoetingen met de directeuren van handelshuizen en importbedrijven, er worden contracten getekend. Na zijn vijftigste wordt hij gekozen in de gemeenteraad van Middelburg. Deze Zeeuwse gegevens maken het lezen van De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet van David Mitchell (1969) tot een avontuurlijke reis waarvan het einde het ‘beste’ gevoel geeft van eindelijk weer thuis komen, althans dat is mijn persoonlijke ervaring als Zeeuwse, ik ben geboren in Veere en woon in Middelburg. Eind 1799 vertrekt Jacob de Zoet, afkomstig uit Domburg, het neefje van de pastorie, naar het Deshima, een hoog ommuurd, waaiervormig, kunstmatig eilandje, naar Jacobs schatting zo'n tachtig passen breed en, net als het grootste deel van Amsterdam, gebouwd op verzonken palen. Het is de verste handelspost van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en vanaf 1641 het kattenluik tussen Japan en de westerse wereld. Als jonge griffier (klerk) moet hij de corruptie aantonen van het vorige opperhoofd. Dat valt niet goed bij zijn landgenoten die ook hun graantje meepikten, maar het brengt hem de vriendschap van een Japanse tolk Ogawa. Jacob de Zoet raakt in de ban van de Japanse vroedvrouw Orito, U bent wonderschoon, die bij hoge uitzondering, als dank voor het redden van de baby van de plaatselijke magistraat, mag studeren bij de Nederlandse chirurgijn en botanicus Marinus op Deshima. Het feit dat de liefde uiteindelijk niet ‘geconsumeerd wordt’ doet niets af aan de spanning van deze roman. Verraad, bedrog en vertrouwen, liefde en lust, schuld en geloof, moord en corruptie, integriteit en geloof spelen allemaal een rol in dit fantastische verhaal waarbij Mitchell volop gebruik maakt van de methode genre hopping. Avonturenroman, historische roman en liefdesgeschiedenis, een geo-politieke thriller, inclusief aanvallende Britse oorlogsschepen, met daartussen in een ‘gothic adventure story’ als Orito bevrijd moet worden uit het horrorklooster, het huis der zusters in het heiligdom op de berg Shiranui, waar de ‘nonnen’ worden bevrucht om hun baby’s te offeren in ruil voor het 'eeuwige leven' van de monniken. Wat Japan betreft: democratie was destijds niet de bloem die in Japan groeide. Jacob de Zoet en Orito zijn de belangrijkste personages in deze roman die overigens druk bevolkt wordt door allerlei andere interessante personen, van kruidenvrouw tot ontsnapte monnik. Jacob is de rechtlijnige klerk, gelovig, integer, optimistisch, strenger en braver dan de mensen om hem heen, ‘too good to be cool’, een onverzettelijke Zeeuw die zich staande houdt in de slangenkuil van Deshima. Mijnheer Dazûto of mijnheer 'Dommeburger' wordt hij ook wel genoemd. De fantasie en het vertelplezier vieren hoogtij. De roman is weergaloos van stijl, taal en verbeelding. De sfeer van het onbekende Japan, het leven aan boord van de schepen, het machtsspel en de corruptie wordt in geuren en kleuren beschreven. Ruwezeebonktaal, formeel taalgebruik, handelstaal, medische terminologie, poëtisch taalgebruik, het wisselt elkaar steeds af. Mitchells meerstemmigheid is scherp als altijd, hij voert wetenschappers uit oost en west net zo overtuigend op als het zooitje ongewassen zeelui. Het taalgebruik van Rafferty, het hulpje van de scheepschirurgijn en Arie Grote is echt geweldig. Indrukwekkend is tevens de stem die Mitchell aan de slaven en bedienden geeft, slaven hebben geen bezit, slaven zijn bezit. Het verhaal van de slaaf van Meester Fisher is een hoogtepunt in deze roman. Kenmerkend voor de stijl is het gebruik van veel dialogen, dit nodigt uit tot lezen en doorlezen. Interessant voor Zeeuwse lezers is de vraag hoe Zeeuws deze roman in werkelijkheid is. Mitchell’s bijzondere dank gaat o.a. uit naar Peter Sijnke van het Zeeuws Archief in Middelburg. Maar… Met de werkelijkheid maak je geen goede roman, zegt hij in interviews. Een bezoek aan Middelburg, het zien van VOC-panden en een huis met de naamAlles is omgekeerd’, (Spanjaardstraat 47) bracht hem op het spoor van het personage Jacob de Zoet. Zo’n soort huis zou de Zoet in Middelburg bewoond kunnen hebben… In werkelijkheid zijn de memoires van Hendrik Doeff een belangrijke bron van informatie geweest. Deze Hendrik was ‘opperhoofd’ (hoogste bewindvoerder) van Deshima, de handelspost voor de kust van Nagasaki, van 1803 tot 1817. Prachtig materiaal, maar vervolgens door Mitchell zeer vrij gebruikt. Archiefmateriaal, de Dagregisters van Deshima, en vele andere documenten zijn veranderd in een fictief verhaal. Op de vraag wat Jacob de Zoet tot een echte Zeeuw maakt antwoordt David Mitchell in een interview bij Omroep Zeeland: Jacob de Zoet geeft nooit op, zijn geloof geeft hem kracht en het zout zit gewoon in zijn bloed. We komen Zeeuwse namen tegen zoals Wisse maar of Abraham van Doeselaar echt heeft bestaan?, het kan zomaar een knipoogje naar een bekende zijn. En de tante van Marinus, Lidewijde Mostaart, de scherpzinnige en gulzige verslindster van het woord, zou ze echt bestaan hebben? Grappig is de dialoog tussen Marinus en Jacob (p. 41): ‘Ik kom uit Domburg, mijnheer, een kustplaatsje op Walcheren, in Zeeland.’ ‘Walcheren, zegt u? Ik ben eens in Middelburg geweest.’ ‘Toevallig heb ik mijn opleiding in Middelburg genoten, dokter.’ Marinus laat een blaffende lach horen. ‘Ik wist niet dat er in dat volslagen cultuurloze gat, dat broeinest van slavenhandelaren, opgeleid kon worden.’ ‘Misschien dat ik de komende maanden uw opinie over de Zeeuwen enigszins zal kunnen opvijzelen…’ Voor Zeeuwse lezers zou het interessant zijn wanneer David Mitchell eens het een en ander zou willen vertellen over het gebruikte archiefmateriaal. Ik hoop dat de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland en het Zeeuws Archief hem volgend jaar kunnen uitnodigen. Hij zou een ideale wintergast zijn voor Omroep Zeeland… Tot slot: Deze roman, uitgegeven door Ailantus, is niet alleen een aanrader voor de winteravonden maar ook een echt herfstboek. Interview-fragmenten zijn te zien op de site van Ailantus. De engelse titel: The Thousand Autumns of Jacob de Zoet verwijst naar de omschrijving die Japan in de oudheid van zichzelf gaf als het Land van de Duizend Herfsten. Het slaat een mooi bruggetje naar de hoofdpersoon, die na zijn aanvaring met de Hollandse bewindvoerders en zijn onbeantwoorde liefde voor een Japanse vroedvrouw al heel jong in de herfst van zijn leven komt. Dat die herfst schitterend werd, en wel in de gemeenteraad van Middelburg, maakt de roman voor Zeeuwen en niet-Zeeuwen heel bijzonder. Over de omslag: het kaartje van Deshima is gebaseerd op de prachtige kaart van de Platte Grond der Nederlandsche Factorij op het Eiland Desima bij Nangasaki.