donderdag 22 april 2010

Hans Dorrestijn: over de Roodmus, de Wielewaal & Dideljo


In samenwerking met Staatsbosbeheer Midden-Zeeland organiseerde de Stichting Literaire Activiteiten Zeeland (SLAZ) dinsdag 20 april een avond met Hans Dorrestijn, over de natuur, vogels en dergelijke…
Hans Dorrestijn (1940) is naast tekstschrijver en cabaretier ook een fervent vogelkijker en over zijn leven als vogelaar schreef hij Dorrestijns Vogelgids. Een heel aparte en leuke gids die in 2007 verscheen bij Nijgh & Van Ditmar. Deze gids vormde de leidraad voor een avond die menigeen niet snel zal vergeten en waar veel over te vertellen valt.
Dorrestijn licht toe waarom hij wel 9 voorwoorden nodig had om zijn enthousiasme voor het vogelkijken te verklaren. Eerst, de ommekeer in zijn leven: het bierglas ruimde het veld voor de verrekijker, de kastelein werd vervangen door de ornitholoog, het nachtbraken werd vroeg uit de veren, de kater werd vervangen door de Wintertaling en de Appelvink. In zijn prachtig vormgegeven vogelgids met mooie foto’s van de vogelcommunity Birdpix.nl bespreekt hij van Aalscholver tot Zijdestaart een zwerm aan vogels, dit alles vermengd met tragikomische autobiografische verhalen. Hij zegt hierover: literatuur gaat over mensen, vogelgidsen gaan over vogels en in deze gids ontmoeten ze elkaar, de gids vormt het snijpunt tussen vogel en mens. Want ik ben zelf een soort zangvogel. Met meer cd’s op mijn naam dan zelfs de nachtegaal. Dorrestijn vertelt aan een volle zaal hoe hij vroeger als kind al tijdens het vissen allerlei lepelaars en uiltjes zag. Later las hij Reve en Hermans en nog weer later kwam het besef dat er ook leuke verhalen te vertellen zijn, bv. over vogels. Zelf kocht hij ooit ‘Wat vliegt daar?’, dit was niet wat hij zocht.
Liefde voor vogels: De vogel is niet zomaar een gevederde vriend, maar hij is een heraut uit het paradijs. Nee, mooier nog: de vogel IS het geluk. Alleen al de staartmezen verzoenen de mens met heel zijn bestaan. Tevens zoekt Dorrestijn (en velen met hem) een verklaring: die prachtige zachte dwarsstreepjes in het staartje van het winterkoninkje! Met streepjes en stippeltjes is God trouwens altijd goed op dreef, vindt hij. De veren hebben buitengewoon smaakvolle patronen en de vraag God of geen God vind hij een absurde vraag, beide opties zijn namelijk even onvoorstelbaar. Maar bij het bespreken van de Keep wil Dorrestijn in zijn gids een iets speelsere, meer spirituele verklaring voor het leven op aarde, er moet volgens hem toch wel een Kunstenaar of een creatieve Geest aan het werk zijn geweest.. In de zaal noemt hij de Keep dan weer een vliegend godsbewijs, grappig, hij weet het ook al niet zeker.
In de gids geeft hij aan dat je het vogelen ook taalkundig kunt bekijken, dat spreekt mij wel aan, gewoon genieten van vogelnamen als Buidelmezen, Baardmannetjes, Distelvinkje, Barmsijsje, Duinpieper, Rode Wouw, Hazelhoen, Braamsluiper, Vuurgoudhaantje, Tjiftjaf, Lammergier, Laplanduil, Ralreiger. ‘Ik geloof dat ik de gids maak voor zulke verrukkelijke klanken als Nycticorax nycticorax (de Kwak)’ en noem maar op. De bijlage over de vogel in de literatuur en de aandacht voor bloemlezingen en dichtbundels vind ik bijzonder de moeite waard, hij vind het spijtig dat er bij de eindredactie veel gedichten niet geplaatst konden worden. Het publiek in de zaal kreeg deze avond wel De Fuut van Hans Warren te horen, dankzij de gastheer dhr. van Gilst.
In zijn boek beveelt Dorrestijn van harte aan om twee raadgevingen uit vogelgidsen in de wind te slaan, je hoeft geen geduld te hebben en het is klinkklare onzin om je stil en onopvallend te bewegen want dan kunnen vogels denken dat je wat in je schild voert en dan zorgen ze dat ze wegkomen! Zijn vogelvriend Rob Chrispijn overtuigde hem van het nut van een goede verrekijker, zo zag hij pas in 1990 voor het eerst het verschil tussen een Mus en een Heggenmus, had hij maar veel eerder…
Hij vertelt over de vele reizen met vogelverenigingen naar Polen, Bulgarije, Hongarije, Griekenland etc. maar het herkennen van vogels valt vaak niet mee. Tijdens de wandelingen loopt hij altijd achteraan en ziet hij de mooiste vogels niet of als laatste. Maar, zegt hij, vogelaars zijn aardige mensen, er is altijd wel iemand die zegt: ‘Ja Hans, dat vond ik vroeger ook altijd zo moeilijk!’ Na zo’n reis komt dan altijd de vraag: ‘wie schrijft het reisverslag?’, hij dus al na zijn eerste reis, zo begon het plezier in het schrijven over vogels en vogelaars. En, zegt hij deze avond op milde toon tegen het publiek, jullie weten veel meer van vogels af dan je op dit moment denkt.
In de verhalen is hij niet altijd zo mild, als een Lammergier klauwt hij sommige personages van hun voetstuk af en laat hij deze van grote hoogte vallen, als een kauw valt hij op sardonische wijze zijn indringers aan en herstelt zo de pikorde binnen zijn territorium. En wat de vogels betreft: het hoofdstuk over de Piepers scheurt hij uit de vogelboeken, zegt hij, die zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden en dat is heel irritant.
In werkelijkheid wordt hij tureluurs van de steltlopers want hoe hou je zeventig soorten uit elkaar, vogelgeluiden herkennen is ook bijna onbegonnen werk. Hoe kun je in hemelsnaam horen dat het een Braamsluiper is? (zoek maar op, p. 63). Met allerlei anekdotes en verhalen vol zelfspot boeit Dorrestein het publiek in hoge mate. Hij presenteert een diavoorstelling van zijn favoriete vogels en ook hier bij zowat elk vogeltje een verhaaltje. Hij is een echte kleurengek, de Wielewaal en Distelvink zijn favoriet. Bijna alle vogels zijn eigenlijk favoriet. De Roodmus is het helemaal: ‘dat rood is net Bengaals vuur wat om z’n kop hangt’. En het is de enige zangvogel met de Rolling Stones op het repertoire, pleased-to-meet-you, dat zingen Roodmussen heel duidelijk!
De avond werd besloten met, hoe kan het ook anders, de melodie hing al in de lucht, het gezamenlijk zingen van het lied van de Wielewaal, kom mee naar buiten allemaal, natuurlijk als canon. Na afloop hoor ik van vrienden dat de Cetti’s Zanger in Veere is gespot bij de boerderij waar mijn ouders vroeger woonden. Het stemt mij gelukkig dat een bijzonder vogeltje mijn vader eert met een mooi liedje, de acht pauwen van mijn broer maken daar namelijk nogal veel herrie. De Blauwborst is ook in die omgeving gezien, een paar sloten verder, dichtbij de vliedberg.
De natuur blijft Dorrestijn inspireren. In september komt er een nieuwe gids uit met allerlei natuurverhalen, wie weet komt hij volgend jaar weer naar Zeeland?
Na afloop vraag ik mij af welke negen mooie vogelmomenten ik kan noemen in mijn nawoord. Ondanks de prachtige Rizla-vogelgidsen uit mijn jeugd en de boeken van Jac. P. Thijsse ben ik nooit een echte vogelkenner geworden en vogelgeluiden vind ik ook al lastig. Ik ben wel onder de indruk van de kleuren, zelfs een Koolmeesje blijft elke keer mooi.
Prachtig vond ik de vele IJsvogels bij de Libanese grens, de Kolibries in Costa Rica, de Prachtrosella’s en witte Kwarteltjes in onze volière, (een kwartelkuikentje is echt helemaal te gek, zo groot als een hommel, zo weerloos klein!), de invasie deze winter van Kramsvogels in de tuin, de kleuren van de Groene Specht, Fazanten en Pauwen, zelfs de Eenden (de woerd) en de Blauwe Reiger vind ik soms mooi. Deze week op het dak van de schuur gezien hoe een Kauw minuten lang een Reiger aanviel, steeds een aanval op zijn poot, totdat dit de Reiger begon te vervelen. Ooit wel eens het geluid van een kikker gehoord wanneer die net in de bek van een Reiger zit, ooit wel eens het profiel in de lucht gezien van een Reiger met van die spartelende kikkerpoten in de snavel? Ook fascinerend hoor! Maar mijn meest favoriete vogel ooit, en jarenlang in de tuin, was: deze albino-merel die ik het Wim Hofman-vogeltje noemde. Deze vogel kan ik met woorden zo schilderen: zwart als inkt maar met dat wit heel mooi getekend. En dat rood van die appeltjes is net Vlissings vuurwerk, maar dan anders.
En kom, allemaal naar buiten, zoek het Dudeljo van de Wielewaal want het is al bijna zomer. Foto's : Wielewaal, Cetti's Zanger, Blauwborst, Roodmus, IJsvogel, Albino-Merel

4 opmerkingen:

  1. Toen ik voor het eerst een wielewaal hoorde (ik was met vakantie in Drente) wist ik meteen zeker dat het er eentje was: hij (zij?) riep inderdaad 'dudeljo' (en anders niet!).

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Zou aan zee op een paalhoofd ook een mooi zicht zijn, gelukkig is er de fantasie!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ankie.
    Heb je stukje met interesse gelezen.
    Leuk gedaan en een zeer gedetailleerde en toch beknotte beschrijving van deze leuke avond. GA ZO DOOR!Groetjes Leen Cornelisse

    BeantwoordenVerwijderen
  4. @Leen Dank! En van jou weet ik nu dat de wielewaal in het Veerse bos voorkomt! Die zou ik graag eens willen zien!

    BeantwoordenVerwijderen