'Ze was het liefst verliefd, Vasalis, en dat lijkt haar ook lange tijd een vrijwel noodzakelijke toestand om te kunnen schrijven, te kunnen leven zelfs.’ Zo begint Marjoleine de Vos haar bijzonder positieve recensie in de NRC (25-02-2011) van M. Vasalis Een biografie. De auteur Maaike Meijer slaagt erin de lezer het gevoel te geven alsof je iemand persoonlijk leert kennen, deze sensatie werd eerder al door de gedichten van Vasalis opgeroepen. Vaak wordt Vasalis als intelligent, hartelijk, ernstig en mysterieus beschreven. Nu, in deze blogtekst, aandacht voor een verliefde Vasalis en vier liefdesgedichten. Verliefdheid als bron?
In de omvangrijke biografie besteedt Maaike Meijer veel aandacht aan de bronnen waaruit Vasalis’ dichterschap voortkwam. Het raadsel van het ontstaan van de creativiteit, en later, het waarom van het verdwijnen van deze creativiteit. Vasalis schreef in wezen mystieke poëzie maar dan een mystiek zonder religie of metafysica. Vasalis werd vaak overweldigd door de beleving van de natuur, de tijd, het mens-zijn. Ook haar vader had dezelfde ervaringen. Overgevoelig voor alles wat ze zag en hoorde, een bijna pijnlijk levende ziel. Over deze gevoelens schreef zij met een precisie die deze gevoelens weer algemeen geldig maakte en voor velen herkenbaar. Verliefd zijn zoals in de puberteit, op iemand of op het leven zelf, stelt menigeen, ook Vasalis, in staat alles als ‘nieuw’ te zien zoals een kind dat kan, zoals zij zelf dat als kind kon.
In het hoofdstuk ‘De droomgeliefde’ (p. 872-886) lezen we meer over het belang van verliefdheid als creatieve bron. Vasalis denkt erover hoe treurig het is als de jeugdige heftigheid m.b.t. liefde, angst en romantiek verdwijnt. Citaat uit haar dagboek (2 november 1996):
‘hoe kaal en voor sommigen onmogelijk het leven is […] als ze in het ‘gewone leven’ terugkomen. Als de wegen van binnen naar buiten geasfalteerd worden, de bomen en graslanden wèg, mét de vogels en dieren, met een kunstverlichting die de schemering en de nacht verkavelt en het binnenste natuur-gebied, hét gebied waar te leven en te scheppen valt, krimpt tot een herinnering waar men met een glimlach op zijn meest, met heimwee soms, met afwijzing zelfs aan terugdenkt’. Het vermogen om verliefd te worden heeft Vasalis tot diep in de jaren vijftig volgehouden door te blijven werken aan 'De kleine zeemeermin'. Wanneer het moment komt dat de intensiteit vermindert, verlies zij ook haar scheppingsdrang.
In de omvangrijke biografie besteedt Maaike Meijer veel aandacht aan de bronnen waaruit Vasalis’ dichterschap voortkwam. Het raadsel van het ontstaan van de creativiteit, en later, het waarom van het verdwijnen van deze creativiteit. Vasalis schreef in wezen mystieke poëzie maar dan een mystiek zonder religie of metafysica. Vasalis werd vaak overweldigd door de beleving van de natuur, de tijd, het mens-zijn. Ook haar vader had dezelfde ervaringen. Overgevoelig voor alles wat ze zag en hoorde, een bijna pijnlijk levende ziel. Over deze gevoelens schreef zij met een precisie die deze gevoelens weer algemeen geldig maakte en voor velen herkenbaar. Verliefd zijn zoals in de puberteit, op iemand of op het leven zelf, stelt menigeen, ook Vasalis, in staat alles als ‘nieuw’ te zien zoals een kind dat kan, zoals zij zelf dat als kind kon.
In het hoofdstuk ‘De droomgeliefde’ (p. 872-886) lezen we meer over het belang van verliefdheid als creatieve bron. Vasalis denkt erover hoe treurig het is als de jeugdige heftigheid m.b.t. liefde, angst en romantiek verdwijnt. Citaat uit haar dagboek (2 november 1996):
‘hoe kaal en voor sommigen onmogelijk het leven is […] als ze in het ‘gewone leven’ terugkomen. Als de wegen van binnen naar buiten geasfalteerd worden, de bomen en graslanden wèg, mét de vogels en dieren, met een kunstverlichting die de schemering en de nacht verkavelt en het binnenste natuur-gebied, hét gebied waar te leven en te scheppen valt, krimpt tot een herinnering waar men met een glimlach op zijn meest, met heimwee soms, met afwijzing zelfs aan terugdenkt’. Het vermogen om verliefd te worden heeft Vasalis tot diep in de jaren vijftig volgehouden door te blijven werken aan 'De kleine zeemeermin'. Wanneer het moment komt dat de intensiteit vermindert, verlies zij ook haar scheppingsdrang.
Dichten is libido bij Vasalis. Op hoge leeftijd droomt ze weer van ontmoetingen met mannen. ‘Er is onmiddellijk, onmiskenbare liefde tussen ons […], vannacht ontmoette ik hem in een bloemenwinkel, die tegelijk een laboratorium was’ (p. 873). De denkbeeldige geliefde? Over deze dromen en het weervinden van geliefden verkent Maaike Meijer allerlei theorieën, van de Orpheus en Eurydice-mythe tot en met de invloed van Jung. Slauerhoff zei ooit: ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen'. Vasalis kan alleen in haar gedichten het onzegbare zeggen (p. 809).
Het mysterieuze gedicht ‘Uittocht’ (zie vorige blogtekst) eindigt met de regel: ‘Kom! Lopende op blote voeten…' Deze slotregel doet denken aan een brief van Vasalis aan Ida Gerhardt waarin ze schrijft dat men het gebied van de poëzie alleen met blote voeten kan betreden (p. 802). Wanneer Vasalis al op hoge leeftijd is geven dromen over geliefden een schitterend beeld van herstel van een creatieve kracht, middels de omhelzing wordt zij weer herenigd met haar bron. Mooi is het zeer korte gedicht ‘Ouderdom’, waarin het beeld is te vinden van een hervonden jongheid wanneer Vasalis het sterven vergelijkt met het uitvliegen van een jonge vogel.
Het mysterieuze gedicht ‘Uittocht’ (zie vorige blogtekst) eindigt met de regel: ‘Kom! Lopende op blote voeten…' Deze slotregel doet denken aan een brief van Vasalis aan Ida Gerhardt waarin ze schrijft dat men het gebied van de poëzie alleen met blote voeten kan betreden (p. 802). Wanneer Vasalis al op hoge leeftijd is geven dromen over geliefden een schitterend beeld van herstel van een creatieve kracht, middels de omhelzing wordt zij weer herenigd met haar bron. Mooi is het zeer korte gedicht ‘Ouderdom’, waarin het beeld is te vinden van een hervonden jongheid wanneer Vasalis het sterven vergelijkt met het uitvliegen van een jonge vogel.
OUDERDOM
Ik oefen als een jonge vogel op de rand
van ’t nest, dat ik verlaten moet
in kleine haperende vluchten
en sper mijn snavel.
Het gedicht 'Ouderdom' is te vinden in ‘De oude kustlijn’. Deze bundel opent echter met drie liefdesgedichten die Vasalis nog voor haar huwelijk schreef. Liefdesgedichten die zowel erotisch als poëtisch zijn: het verwoorden van precies het moment van spanning wanneer er ‘losgemaakt’ of ‘uitgepakt’ of ‘omgewoeld’ mag worden, de spanning van de breekbaarheid of, daaraan voorafgaand, het besef, het weten ‘dat jij er bent’. Dat er iets onvermijdelijks gaat gebeuren.
Dichten is libido. Het lukt Maaike Meijer in deze biografie in ieder geval om de lezers weer verliefd te laten worden, verliefd op wat de gedichten van Vasalis uitpakken, losmaken en omwoelen. Dit belooft een mooi voorjaar te worden...
Uit 'De oude kustlijn' (2002) drie vroege gedichten, de eerste regel is tevens de titel van het gedicht.
De wind is het al begonnen
je profiel te slijpen, je haar te fronsen
je ogen donker aan te blazen
de wind is het al begonnen
het papier om mij los te maken
mij uit te pakken, om te woelen.
Er is iets groots, iets wilds en rustigs gaande
in ons, aan de kant van het water staande
als stemvorken staan onze hoge benen
en zoemen op de zoemende grond,
het is te horen als we even
stilstaan, luistrend, mond op mond.
Als je me kust, je hand om mijn keel
als werd ik een glas met een levende steel
komt er voorbij de tederheid even
een ogenblik dat ik mijn hele leven
met vreugde bedreigd voel, zó of een reus
na ’t drinken, over zijn schouders heen
het glas zal verplettren, tegen de grond
opdat er geen ander meer ooit
uit zal drinken, geen een.
als werd ik een glas met een levende steel
komt er voorbij de tederheid even
een ogenblik dat ik mijn hele leven
met vreugde bedreigd voel, zó of een reus
na ’t drinken, over zijn schouders heen
het glas zal verplettren, tegen de grond
opdat er geen ander meer ooit
uit zal drinken, geen een.
Zie mij maar niet mismoedig aan
met je gedempte blauwe blik
laat mij nog even los bestaan
en laat me aadmen als ik stik
van ’t vreemde niet alleen te zijn.
Van nooit meer dood te mogen wezen.
Je mag mijn worsteling niet vrezen
en niet bedroefd zijn om mijn pijn.
ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.
met je gedempte blauwe blik
laat mij nog even los bestaan
en laat me aadmen als ik stik
van ’t vreemde niet alleen te zijn.
Van nooit meer dood te mogen wezen.
Je mag mijn worsteling niet vrezen
en niet bedroefd zijn om mijn pijn.
ik denk niet dat je mij al kent
ik ben zo aan mezelf gewend
en ’t is zo moeilijk om dit kind
dat vaak alles ondraaglijk vindt
te doen beseffen, dat jij er bent.
Uit: 'Vergezichten en gezichten' (1954):
AAN HET VERRE LIEF
Ik denk aan ledematen in de ochtendstond,
fris als tulpenstelen, rond
en stroef.
Ach lief.
En aan het ondergronds geluk
dat door de aders van de ziel
stroomt en in plotseling gelach
opspringt, hoog als de eerste dag.
Denk aan de aandacht en de rust
als bij 't bestijgen van een berg.
Daarboven sneeuw, brandend van wit.
Zo zou het zijn: langzaam, aandachtig,
ingespannen, stijgende, tot het wit-gloeiend eind,
dat heilig is, eenzaam en wijd.
Foto: Anke NijsseAnsichtkaart boven: voor Maaike Meijer, voor alle Vasalis-lezers, voor een kasteelheer, voor de lezers van mijn blog, van de bloemenman.
Leestip: Verzamelde gedichten / M. Vasalis
Geen opmerkingen:
Een reactie posten